Forensisch spraakonderzoek: opkomende wetenschap in Leiden
Studenten van het mastercollege Forensic Speech Science waren op 4 juni op bezoek bij het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) in Den Haag. Hier kregen ze voorbeelden voorgeschoteld uit de praktijk, zoals spraakonderzoek aan stemopnamen van verdachten. Forensische fonetiek is een jong, zich snel ontwikkelend vakgebied in Leiden.
In korte tijd heeft het forensisch spraakonderzoek als nieuw onderwijs- en onderzoeksgebied in Leiden voet aan de grond gekregen. Docent Tina Cambier-Langeveld en onderzoeker Willemijn Heeren, beiden verbonden aan het Leiden University Centre for Linguistics (LUCL), zijn de voortrekkers. Het taalkundig mastercollege van Cambier begon een jaar geleden met zes studenten, nu zijn het er 25. Cambier was gastvrouw bij het bezoek van de studenten aan het NFI (zie het kader voor drie bijzondere voorbeelden uit de praktijk). Onderzoeker Willemijn Heeren, ook aanwezig in Den Haag, kreeg onlangs een VIDI waarmee ze twee promovendi kan aantrekken. Haar onderzoeksvraag is: hoe komen karakteristieke kenmerken van een spreker tot uitdrukking in zijn of haar spraak, en in hoeverre worden die kenmerken bepaald door de vorm van de uiting?
Wetenschappelijke onderbouwing
Cambier is blij met het project van Heeren. ‘Eindelijk’, zegt Cambier, ‘gaat nu gebeuren wat eigenlijk éérst gedaan had moeten worden. De spraakonderzoekers in de praktijk zijn een heel eind gekomen door te doen wat ze doen, nu komt er meer wetenschappelijke onderbouwing.’ De aansluiting van het project met de praktijk is verzekerd: Heeren heeft voor één dag per week ook een aanstelling bij het NFI. Het grootschalige onderzoek van Heeren naar de precieze wijze waarop de spraakkenmerken van sprekers verschillen, is nog nergens anders gedaan. Volop kansen dus voor de Leidse universiteit om wereldwijd een voortrekkersrol te gaan spelen.
Driehoeksverhouding
Cambier studeerde in Leiden en voerde haar promotieonderzoek daar ook uit, al promoveerde ze officieel aan de UvA. Ze werkte eerder fulltime bij het NFI, nu is ze senior linguïst bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Maar ze is parttime terug bij het NFI, dat op op taalgebied nauw samenwerkt met de IND, als adviseur en spraakonderzoeker.
In 2015 organiseerden Cambier en Heeren een internationale conferentie in Leiden over forensisch spraakonderzoek in samenwerking met Niels Schiller, wetenschappelijk directeur van het LUCL. En die had wel oren naar Cambiers voorstel om een mastercollege te ontwikkelen over forensische toepassingen van taalonderzoek. En zo kreeg Cambier er een derde werkgever bij, en staat ze aan de basis van de driehoeksverhouding tussen Universiteit Leiden, het NFI en de IND. Deze samenwerking tussen 'Leiden' en 'Den Haag' past goed in de Haagse strategie van de universiteit: één universiteit in twee steden.
Praktische aspect
Het NFI is de ideale plek om studenten ter afsluiting van het vak Forensic Speech Science kennis te laten maken met de praktijk. De groep werd na aankomst opgedeeld en kreeg verschillende demonstraties te zien van het fonetisch-taalkundig werk bij het NFI (zie het kader).
Student Jan-Willem Slingerland is geïnteresseerd in theoretische en experimentele taalkunde. Hij legt uit dat deze specialisatie de theorie en het experiment met elkaar verbindt, iets dat tot voor kort te weinig gebeurde. ‘Ik wist niet dat het college Forensic Speech Science bestond, maar toen ik het ontdekte heb ik me meteen ingeschreven. Juist het praktische aspect trekt me aan.’ Meike de Boer studeert in Amsterdam forensische linguïstiek, maar die studie richt zich op de geschreven taal. Dit college leek haar een mooie aanvulling op haar Amsterdamse studie.
Beide studenten zouden wel bij het NFI willen werken. De excursie naar het instituut vonden ze leerzaam: ze hebben nu gezien hoe de theorie uit Cambiers in de praktijk werkt. ‘En erg bijzonder om eens binnen te mogen kijken in dit zo gesloten ogende gebouw dat van binnen zo verrassend licht is.’
Tekst: Corine Hendriks
Mail de redactie
Enkele voorbeelden van spraakonderzoek en taalanalyse van het NFI en de IND
Vergelijkend spraakonderzoek
Spraakonderzoeker Paula Cortés werkt bij het NFI en behandelt verzoeken van de politie, het OM of de rechtbank om twee stemmen uit verschillende bronnen te vergelijken: is dezelfde persoon in beide opnamen te horen? De ene opname betreft zeker de stem van een verdachte. Maar is hij of zij ook op de andere opname te horen? Cortés vertelt dat er grote verschillen tussen stemopnamen zijn, o.a. afhankelijk van de techniek van de opname: telefoon, verborgen microfoon, binnen, buiten. Daarom doet ze altijd eerst een vooronderzoek: voldoet het beschikbare materiaal aan de kwalitatieve en kwantitatieve eisen? Als het tot een vergelijking komt, let ze op stemkwaliteit, intonatie, uitspraak, taalbeheersing, vloeiendheid en nog veel meer.
Spraakonderzoeker David van der Vloed vergelijkt ook de stem van een verdachte met een andere opname van mogelijk dezelfde persoon, maar doet dat aan de hand van software en met behulp van controle-data. Zijn werk bevindt zich nog in een vroeg stadium: hij zoekt uit onder welke voorwaarden het mogelijk is aan automatische vergelijkingen betrouwbare conclusies te verbinden. Van der Vloed legt uit dat stemherkenning in de forensische context lastig is, vooral door de hoeveelheid factoren die bepalen hoe we spreken. Zo is de setting bepalend voor allerlei aspecten van onze spraak: zijn we met vrienden of voeren we een sollicitatiegesprek, komen we brak uit bed na een avondje stappen of stappen we aan een tropisch strand uit het water na een uurtje snorkelen? In elke situatie klinken we anders.
Taalanalyse
Taalkundige Gerard Tolsma werkt bij de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en was voor zijn demonstratie naar het NFI gekomen. Hij doet taalanalyses: klopt de talenkennis van deze asielzoeker met waar hij/zij zegt vandaan te komen? Het computertijdperk is een zegen voor hem, want over alle talen zijn wel gegevens op internet te vinden. Tolsma komt met het voorbeeld van een vermeende inwoner van de Centraal-Afrikaanse Republiek. Hij zou Sango, Gbaya en Frans spreken. In het onderzoek bleek dat de asielzoeker geen Sango of Gbaya sprak. Controle gebeurt in sommige gevallen door mensen te laten tellen in een taal en hen eenvoudige woorden te laten noemen, zoals het woord voor hand of huis. Tolsma noteert de woorden fonetisch en kan zo ook controleren voor talen die hij niet kent - al herkent hij er na zeventien jaar inmiddels aardig wat. Tolsma wist de man op basis van de woorden waarmee hij kwam, uiteindelijk te plaatsen in een vrij specifieke regio in Kameroen. Geen asiel dus, in dit geval.