'Als je nu de migratiebalans opmaakt is het resultaat niet slecht'
Hoogleraar Leo Lucassen mengt zich vaak in het publieke debat over zijn specialisme. Gaat het over een ‘migratiegolf’ dan voelt hij zich verplicht wat historische relativering aan te brengen. ‘Zorgen? Ja, die heb ik zelf ook.’
Om te beginnen: welke rol speelt migratie in de geschiedenis?
'De hele geschiedenis is er één van migratie – een dooddoener, maar wel een belangrijke dooddoener. Dat begint al zo’n 60.000 jaar geleden met de migratie vanuit Afrika naar Azië, Europa, en uiteindelijk Amerika – de oorspronkelijke mens is zwart. Onder invloed van klimaat en omgeving ontstaan andere huidskleuren, culturen, et cetera. Dat proces van divergentie slaat ruwweg vanaf Columbus om in convergentie, wanneer die werelddelen elkaar weer tegenkomen, opnieuw door migraties. Soms was de migratie vrijwillig, en soms gedwongen, zoals de 10 miljoen Afrikanen uit de trans-Atlantische slavenhandel. Wetenschappers bestuderen al die verplaatsingen, inclusief de tijdelijke. Neem bijvoorbeeld handelaren, bestuursambtenaren of missionarissen: ondanks hun kleine aantal blijken die vaak een grote rol te spelen, door de ideeën die ze meenemen. Door hen is Latijns-Amerika bijvoorbeeld katholiek en Spaanstalig geworden. De focus op arbeidsmigranten en vluchtelingen is dus te beperkt.'
Waar komt die focus vandaan?
'Omdat dit de komst betreft van mensen die we vaak als een bedreiging zien, en van culturen die ons niet aanstaan. Dat zie je nu bij laagopgeleide moslims, maar in negentiende-eeuws Amerika gold iets dergelijks voor arme katholieke Ieren, Chinezen en Oost-Europese joden. Het debat gaat nu nooit over de hoogopgeleide migranten uit Japan. Daar gebruiken we ook een ander woord voor: expat.'
Maakte men vroeger ook al onderscheid tussen arbeidsmigranten en vluchtelingen?
'Dat onderscheid is tamelijk recent. Je ziet die term pas in de zeventiende eeuw voor het eerst, bij de Hugenoten die naar Nederland vluchtten omdat ze het protestantisme moesten opgeven van Lodewijk XIV. Die werden 'refugiés' genoemd en hadden een streepje voor bij hun geloofsgenoten, maar moesten wel zelf hun broek ophouden. In die tijd kwam zo'n 75 procent van de immigranten hiernaartoe voor werk, met name uit het armere Duitsland en Scandinavië. Nederland was echt the place to be.'
Heeft het zin om dat onderscheid te maken?
'Ja, zolang je je maar realiseert dat het om een continuüm gaat. Vluchtelingen denken ook na over waar ze gezien hun skills en diploma’s de meeste kans maken op de arbeidsmarkt, daarom zijn bijvoorbeeld zoveel Syriërs naar Duitsland en Zweden gegaan. Andersom weten we nu dat aardig wat Spaanse gastarbeiders uit de jaren zestig en zeventig, die we als typische arbeidsmigranten beschouwen, eigenlijk de dictatuur van Franco ontvluchtten. Dat verzwegen ze, bijvoorbeeld omdat ze daar nog familie hadden.'
Ziet u migratie als een positief of negatief fenomeen?
'Dat hangt ervan af. Veel migraties zijn vanuit het perspectief van de ontvangende samenleving desastreus verlopen. Neem de oorspronkelijke bevolking van Noord-Amerika, die gedecimeerd werd door ziekten, moordpartijen en afname van leefgebied. In Azië zie je dat demografische effect niet, maar wel een grote machtsongelijkheid.'
En als we het over de omstreden "massa-immigratie" in Nederland hebben?
'Misschien een beetje flauw, maar dat hangt eveneens af van het perspectief. Werkgevers waren in de jaren vijftig en zestig blij met goedkope arbeidskrachten, want ze konden voor laaggeschoold werk niemand vinden. Ook veel Nederlanders stonden toen best positief tegenover gastarbeiders, het was een optimistische tijd van hoogconjunctuur. Maar toen ging het mis met de economie, en traden er onbedoelde effecten van de verzorgingsstaat op. Terwijl veel gastarbeiders werkloos raakten en een uitkering kregen – waarvoor ze zelf premies hadden betaald – gingen de grenzen dicht. Velen realiseerden zich dat ze er nooit meer in zouden komen als ze vertrokken, en hun opgebouwde rechten zouden vervliegen. Daarom kozen ze ervoor om hun gezin over te brengen. Dus kreeg je de uitzonderlijke combinatie van massa-immigratie tijdens een lange recessie. En dan ook nog veelal in slechte stadswijken, dat geeft natuurlijk allerlei problemen – niet in de laatste plaats voor migranten zelf.'
Maar begrijpt u de zorgen die sommige Nederlanders hebben?
'Ja, die zorgen heb ik zelf ook. Zeker als je kijkt naar de problemen die spelen, zoals armoede, criminaliteit, discriminatie en radicalisering. Maar toch, als je nu de balans opmaakt, dan is het resultaat helemaal niet zo slecht, gezien dat beroerde uitgangspunt. Veel van hun kinderen hebben een enorme sprong gemaakt op de sociale ladder. Oké, met een minderheid gaat het niet zo goed. Een hele kleine minderheid is ontvankelijk voor terrorisme. Maar hoeveel jongeren zijn uitgereisd naar Syrië? Tussen de 200 en 300, inclusief 17 procent "Hollandse" bekeerlingen. Erg weinig, maar wel gevaarlijk en beeldbepalend. En we mogen niet vergeten dat het proces van integratie nog steeds voortduurt, we zitten nu pas bij het begin van de derde generatie.'
U roert zich regelmatig in het publieke debat. Waarom eigenlijk?
'Wetenschappers zijn ook burgers, en als politici iets roepen wat onzin is of stigmatiserend, zie ik het als mijn plicht om daarop te reageren met feiten of historische parallellen. Zo vergeleek ik het provocerende bezoek van Wilders en Dewinter aan de Brusselse migrantenwijk Molenbeek met dat van de fascist Mosley aan de joodse wijk in Londen, in de jaren dertig – al benadrukte ik ook de verschillen. Zoiets wordt me niet altijd in dank afgenomen.'
Dit artikel verscheen eerder in het gratis alumnimagazine Leidraad van de Universiteit Leiden.
Tekst: Peter Wierenga
Beeld: Hollandse Hoogte
Mail de redactie