Leeuwen in de file op zoek naar voedsel
Het aantal leeuwen in Kenia neemt mede door de oprukkende stad en de ontwikkeling van het platteland zorgwekkend af. Samen met lokale wetenschappers en bewoners onderzoeken Leidse biologen hoe die daling gestopt kan worden. ‘Leeuwen zijn slimmer dan we dachten.’
Bewoners in de buitenwijken van Nairobi schrikken zich af en toe wild: tussen de stroom auto’s duikt ieder jaar wel een grote leeuw op. En door alle commotie komen die leeuwen van zo’n 200 kilo soms ook nog eens vast te staan in de file. In de Keniaanse hoofdstad Nairobi is dat minder raar dan het lijkt, legt de Leidse hoogleraar milieubiologie Hans de Iongh, die ook een aanstelling in Antwerpen heeft, uit. Door de bevolkingsgroei rukt de miljoenenstad op naar de grenzen van het Nairobi National Park, dat met 117 vierkante kilometer vrij klein is. Ter vergelijking: de Veluwe beslaat ongeveer 1000 vierkante kilometer.
Het deels omheinde Keniaanse park is aan de zuidkant open om de wilde dieren zoals zebra’s en giraffen niet volledig te beperken in hun zoektocht naar voedsel. Maar dat geldt dus ook voor de circa 35 tot 40 volwassen leeuwen die geregeld een uitstapje maken buiten het park. Met alle gevolgen van dien. Vorig jaar schoten parkwachters een agressieve leeuw buiten het park dood omdat hij met een andere leeuw vocht en voor veel onrust zorgde. Naburige veehouders doden soms leeuwen als deze zich hebben vergrepen aan hun koeien of schapen. En de leeuwen in de file? Die gaan vaak zelf weer terug naar het park, maar soms worden ze gedood of verdoofd afgevoerd.
Voorkomen dat leeuwen vogelvrij worden
De Keniaanse leeuwenpopulatie is de laatste twintig jaar schrikbarend geslonken: van ongeveer 2700 leeuwen rond de eeuwwisseling tot circa 2000 nu. Door compensatieregelingen en voorlichting aan de bevolking probeert Kenya Wildlife Service te voorkomen dat de leeuwen vogelvrij worden. Daarnaast heeft deze Keniaanse overheidsorganisatie de hulp ingeroepen van Leidse wetenschappers. Promovendi en studenten doen hier al ruim tien jaar onderzoek onder leiding van de hoogleraren milieubiologie Geert de Snoo en Hans de Iongh. De Iongh werkt bij het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, De Snoo is decaan van diezelfde faculteit. De onderzoekers bestuderen onder andere het gedrag van de leeuwen en of hun voedselpatroon verandert door de klimaatverandering.
Een van die Leidse promovendi is de Keniaan Francis Lesilau, hoofd Veiligheid van het Nairobi National Park (zie kader). Hij onderzoekt hoe boeren hun vee kunnen beschermen tegen leeuwen en andersom hoe leeuwen tegen mensen beschermd kunnen worden. De conflicten tussen mensen en leeuwen nemen helaas toe, vertelt Lesilau vanuit Nairobi aan de telefoon. Naast de bevolkingsgroei speelt ook de klimaatverandering: door de toenemende droogte trekken de dieren steeds verder weg op zoek naar voedsel, waardoor ook de roofdieren zoals leeuwen meer kilometers moeten maken. ‘Voor hen zijn de boma’s, de omheiningen waarbinnen ‘s nachts het vee bijeen is, een soort aantrekkelijke winkelcentra waar ze gaan shoppen’, zegt De Iongh. Lesilau snapt de angst en woede van de veehouders. ‘Het vee is hun enige kapitaal en het is hun voedsel.’ Maar hij wil ook de leeuwen beschermen om te voorkomen dat ze uitsterven in dit gebied.
Discolichten
Lesilau’s promotieonderzoek borduurt voort op een inventieve vondst uit 2013 van de destijds 13- jarige koeienjongen Richard Turere. Als zoon van een Masai-veehouder was het zijn taak om het vee te beschermen. Nadat een binnengedrongen leeuw een koe doodde, bedacht Richard een afschriksysteem van knipperlichten op de boma. Dit bleek opvallend goed te werken, de leeuwen waagden zich niet meer op hun terrein. De Iongh: ‘Ze werken als een soort verspringende discolichten en voor de leeuwen is het alsof het vee bewaakt wordt door meerdere mensen met lantaarns.’ Het succes van de slimme Richard spoorde andere veehouders aan om ook knipperlichten te gebruiken.
Lesilau onderzocht de afgelopen drie jaar of het afschriksysteem inderdaad zo goed werkt. Dat doet hij onder andere door de sporen van leeuwen te volgen dankzij een zendertje in een band om hun nek. Via een satellietverbinding kan hij, of hij nu met zijn smartphone door het park rijdt of in Leiden achter de pc zit, zien waar de leeuwen zijn geweest. (Dat kan nog niet real time maar wel met een vertraging van drie uur.) De afgelopen drie jaar volgde hij 80 veeboeren in de omgeving waarvan 43 knipperlichten gebruikten. Boma’s met knipperlichten werden inderdaad nauwelijks nog aangevallen. De leeuwen trokken verder weg van de parkgrenzen en gingen ‘winkelen’ bij omheiningen zonder deze verlichting. Lesilau: ‘Dit is een belangrijke ontdekking. Leeuwen zijn in staat om hun gedrag aan te passen als de omgeving verandert. Ze zijn dus slimmer dan we dachten. Ze vallen nu soms ook overdag vee aan buiten de boma’s. Dan worden er wel minder koeien of schapen gedood, omdat het vee veel meer verspreid is.’
Levert dit andere aanvalsgedrag niet een groter gevaar voor mensen op? Dat hoeft niet, denken beide onderzoekers. De Iongh: ’Natuurlijk kunnen leeuwen heel gevaarlijk zijn, maar in deze regio vallen ze zelden mensen aan. Het zijn in principe geen menseneters, hun voorkeur gaat uit naar wilde dieren of vee.’ Lesilau pleit wel voor een betere omheining van het park aan de kant van de stad. Een paar jaar geleden raakte een man gewond toen een leeuw hem aanviel in een buitenwijk van Nairobi, maar dat kwam vooral door menselijke provocatie, vertelt hij. ‘Er is meer onderzoek nodig naar de effecten op de lange termijn en wat de gevolgen zijn als een nog groter gebied voorzien wordt van knipperlichten.’
Het onderzoek slaat ook elders in Kenia aan. Vier andere nationale parken gaan nu ook samenwerken met Leidse wetenschappers, onder andere om de biodiversiteit te onderzoeken. Naast een Nederlandse promovendus zijn er twee nieuwe Keniaanse promovendi aangetrokken en acht Nederlandse en Belgische studenten werken mee aan de onderzoeken. Andersom komen de Keniaanse onderzoekers geregeld naar Leiden om cursussen te volgen en kennis te delen. Het is wel bijzonder dat een universiteit uit een land zonder wilde leeuwen ons kan helpen, beaamt Lesilau. ‘Daarom is het zo mooi dat wetenschappers kunnen samenwerken als lokaal de nieuwste kennis ontbreekt.’
Tekst: Linda van Putten
Dit artikel verscheen tevens in ons gratis alumnimagazine Leidraad.
Francis Lesilau zegt in zekere zin zijn carrière te danken aan een leeuw. Toen hij 11 was moest hij de laatste twee kamelen van zijn familie beschermen. Op een dag dook plotseling een leeuw op en beet een van de kamelen in de nek. Even stond hij hulpeloos stond oog in oog met de leeuw. ‘De doordringende gele ogen van die leeuw vergeet ik nooit meer.’ De leeuw keek hem intens aan, liet toen de kameel vallen en sjokte weg. Maar de kameel overleefde de aanval niet. Hierop besloot zijn vader te stoppen met het houden van kamelen, waardoor Francis naar school kon. Na de middelbare school studeerde hij Sustainable Management aan Leicester University in Engeland. Hierna werd hij ranger en later Hoofd Veiligheid bij Kenya Wildlife Service en daar ontmoette hij Hans de Iongh waar hun samenwerking begon.