Hoe de Slag bij Heiligerlee uitgroeide tot een legende
De Slag bij Heiligerlee, op 23 mei 450 jaar geleden, wordt dit jaar uitbundig herdacht als een epische veldslag in onze geschiedenis. Maar klopt dat ook? Hoogleraar Vroegmoderne geschiedenis Judith Pollmann ontrafelt de mythes over ‘Heiligerlee’ en de Tachtigjarige Oorlog.
De Slag bij Heiligerlee wordt beschouwd als het begin van de Tachtigjarige Oorlog van de Nederlanders tegen de Spanjaarden. Was de slag inderdaad zo belangrijk?
‘Het was niet de eerste veldslag maar wel een eerste overwinning. In feite was het een toevalstreffer dat Lodewijk van Naussau, de broer van Willem van Oranje, de veldslag won want de commandant van de koninklijke troepen verzuimde op 23 mei 1568 op versterking te wachten. Door een verkeerde inschatting liet hij zijn troepen bij het Groningse plaatsje Heiligerlee in de val lokken. Maar doorslaggevend was het allemaal niet. Na de overwinning bij Heiligerlee bleek Willem van Oranje nog geen steun te hebben in de steden en de volgende militaire pogingen eindigen allemaal in jammerlijke mislukkingen.’
Wanneer begon de Tachtigjarige Oorlog dan wel?
‘In 1566 ontstond er een opstandige beweging. Honderden Nederlandse edelen verzochten in een smeekschrift landvoogdes Margaretha van Parma te stoppen met de dodelijke vervolging van ketters, niet-katholieken. Margaretha zette de vervolging tijdelijk stop. Daarna kwamen veel gevluchte calvinisten hier terug en predikten hun ideeën. Die oppositie leidde in augustus 1566 tot de Beeldenstorm: calvinisten braken overal beelden in katholieke kerken. De landsheer koning Filips II, die ook koning van Spanje was, stuurde de hertog van Alva die met harde hand de Opstand onderdrukte. Willem van Oranje probeerde voor zijn strijd tegen Alva steun te verwerven en schiep hiervoor een beeld van een Nederlands vaderland dat verdedigd moet worden tegen de buitenlandse vijand.’
Hoe propageerde hij die gedachte?
‘Via open brieven, pamfletten en liederen, zoals het Wilhelmus. Tegen buitenlandse vorsten zei hij dat het een strijd was om het protestantse geloof. Maar hij wist dat die boodschap in Nederland zelf niet ging werken want de meeste Nederlanders waren gewoon katholiek. Hier zei hij: wat jullie overkomt, is de tirannie van een slechte raadgever van de koning. Als vaderlander moet je je verdedigen tegen Spaanse tirannie. De hertog van Alva presenteerde de strijd weer als een politiemissie tegen ongehoorzame rebellen. Vanaf het begin waren er dus meerdere interpretaties van het conflict; eigenlijk was het vooral een burgeroorlog.’
Waar gaat uw eigen onderzoek over?
‘Tot 2013 leidde ik een groot onderzoeksproject over de herinnering aan de Tachtigjarige Oorlog in de 17e eeuw. Hoe oorlogsherinneringen hielpen om een Nederlandse identiteit vorm te geven. Aanvankelijk kreeg de herinneringscultuur vooral lokaal vorm. Maar tussen 1600 en 1620 ontstaat een meer ‘nationale’ canon, een verhaal waarin de Spaanse tirannie tegenover het huis van Oranje stond. Dat was het werk van de oppositie. In de vroege 17e eeuw werd er gesproken over vrede. Tegenstanders van vrede herinnerden toen aan de akeligste periode– de vervolgingen van Alva – om door te kunnen gaan met de oorlog. Ze verspreidden hun boodschap via populaire boekjes, pamfletten en toneelstukken waarin de nadruk lag op de strijd tegen de barbaarse Spanjaarden. Dat verhaal werd opgepakt door de politieke elite in de lokale gemeenschappen en vanaf daar in de kunsten. In de 19e eeuw toen Nederland een koninkrijk werd, kreeg die nationalistische interpretatie een extra impuls. Maar het nationaal gevoel is een product van de oorlog en niet andersom.'
Welke aspecten verdienen nog meer aandacht?
‘Er is een fase geweest dat historici zeiden: er was helemaal geen Tachtigjarige Oorlog, er is een Opstand en die oorlog daarna verandert steeds van karakter. Het is waar dat er allerlei nieuwe oorlogsdoelen komen. Maar zeventiende-eeuwse tijdgenoten bleven ernaar kijken als een conflict dat ontstaan was in de 16e eeuw. Zo vertellen we het ook dit najaar; ik werk als adviseur mee aan een grote tentoonstelling over de Tachtigjarige Oorlog in het Rijksmuseum en ik adviseer ook een televisieserie van de NTR hierover.’
Waar komt die grote belangstelling voor deze episode vandaan?
‘In de discussie over wat het betekent om Nederlander te zijn, proberen mensen terug te grijpen naar wat Nederlanders verbindt. De Tachtigjarige Oorlog is een bijzondere periode in de geschiedenis want achteraf kun je zeggen dat Nederland is ontstaan omdat Willem van Oranje die Opstand heeft doorgezet. Maar we moeten niet onder het tapijt vegen dat de oorlog ook een heel nare burgeroorlog was. Nederlandse samenwerking sprak helemaal niet vanzelf, en moest stukje bij beetje worden afgedwongen.’
De Opstand en de Leidse universiteit
Zonder Opstand was de Leidse universiteit niet opgericht, want de belangrijkste reden om een universiteit in de Nederlanden te stichten was het opleiden van protestantse geestelijken. Pollmann: ‘Dat Leiden net een vreselijk beleg achter de rug had, zal een rol gespeeld hebben in de keuze voor de stad. Maar het verhaal dat Leidenaren mochten kiezen tussen belastingvrijstelling of een universiteit klopt waarschijnlijk niet. Net als dat de Leidenaren zo eensgezind waren. Ook hier stonden groepen tegenover elkaar en waren er verliezers. Zo kwam het Academiegebouw in een geconfisqueerd nonnenklooster waaruit de nonnen waren verdreven.’