‘De Tahitistrandloper is mijn Nachtwacht’
De Franse ontdekkingsreiziger Nicolas Baudin leidde in 1800 een roemruchte wetenschappelijke expeditie naar Tenerife, Mauritius, Australië, Timor en Zuid-Afrika. Hij bracht honderden exotische vogelsoorten mee terug. Promovendus Justin Jansen reconstrueerde de ‘vangst’ in een lijvig boekwerk en praat ons bij over de mooiste vondsten.
Het is ‘geen leesboek’, geeft Jansen (43) lachend toe. Voor hem op tafel ligt zijn proefschrift, een vuistdik boek met het gewicht van zo’n drie pakken suiker. Maar zo was het ook niet bedoeld. Jansen had zichzelf ten doel gesteld om zoveel mogelijk vogelsoorten te achterhalen die de Fransman Baudin tijdens zijn expeditie had verzameld. En dat is gelukt: maar liefst 1055 vogels sieren de bijna 700 pagina’s van zijn dissertatie, van de grondpapegaai tot het bonte elfje.
Collectie raakt verspreid
Na de dood van kapitein Baudin raakte de uitgebreide collectie vogelsoorten hopeloos verspreid. Musea over de hele wereld hebben nu Baudin-vogels in handen, waaronder ook het Leidse Naturalis waar Jansen werkt als onbezoldigd gastonderzoeker. Een overzichtswerk van die vogeltjesdiaspora was er nog niet. Dat is jammer, vindt Jansen, want met minimaal 379 opgezette vogeltjes is de Baudincollectie de grootste nog bestaande ornithologische collectie tot die tijd.
Bovendien hebben Baudin en zijn collega’s een heel stel vogels meegenomen die tot dan toe onbekend waren voor Europese wetenschappers. Jansen: ‘Die vogels zijn als het ware de prototypes waarmee je latere vondsten vergelijkt om te bekijken of ze tot dezelfde soort behoren. Ik heb 180 van zulke type-exemplaren beschreven in mijn boek. En soms onjuistheden rechtgezet. Van de zwartteugelspitsvogel in Naturalis werd namelijk gezegd dat het een type-exemplaar was, maar er bleken nog drie andere vogels aanwezig te zijn in Parijs en Edinburg.’
Meesterwerk van Rembrandt
Daarnaast was van veel opgezette vogels niet duidelijk dat ze van de Baudinexpeditie kwamen. Door een vogel te koppelen aan Baudin, voeg je veel historische en ook financiële waarde toe aan het object. ‘Het is als een handtekening onder een meesterwerk van Rembrandt,’ zegt Jansen. ‘Je weet plotseling wie het schilderij heeft gemaakt en wat de historische context van het object is. En net als bij Rembrandt zie je de hand van de meester: de manier waarop een vogel tweehonderd jaar geleden is opgezet verraadt wie de maker is. De beste preparateurs zijn namelijk ware kunstenaars. De uitgestorven Tahitistrandloper in Naturalis is mijn Nachtwacht.’
Jansen reisde voor zijn proefschrift letterlijk Baudin en zijn vogels achterna. Hij reisde naar de plekken waar de expeditieleden aan land gingen en naar de musea die de Baudinvogels momenteel tentoonstellen of opslaan: Le Havre en Edinburgh, Wenen en Londen, enzovoorts. De buitenpromovendus deed het allemaal naast zijn drukke baan bij Rijkswaterstaat, waar hij gegevensbeheerder is van de technische documentatie van tunnels en andere grote infrastructurele projecten. ‘Met veel zelfdiscipline is het gelukt. Maar het was ontiegelijk zwaar, en ik ga het geen tweede keer doen. Nu is het tijd om mijn vriendin weer aandacht te geven.'
Wie was Nicolas Baudin?
Nicolas-Thomas Baudin (1754 – 1803) was een Franse ontdekkingsreiziger, cartograaf, bioloog en hydroloog. Na een carrière in het Franse leger, ging hij aanvankelijk met Oostenrijkse schepen op natuurwetenschappelijke expedities. In 1792 voerde hij voor het eerst zelf bevel over een schip: met de Jardiniere voer hij naar de Indische Oceaan en China. De Franse expeditie van 1800 tot 1804 – waarover Jansen schrijft in zijn proefschrift – was voornamelijk bedoeld om de kust van Nieuw-Holland (het huidige Australië) in kaart te brengen. Aan boord van de Géographe en Naturaliste voeren echter ook veel andere wetenschappers mee, zoals biologen, sterrenkundigen en klimatologen. Baudin stierf in 1803 in Mauritius, nog voordat het schip terugkeerde in Frankrijk.