Kwart werknemers twijfelt aan nut baan
Acht van de honderd werknemers ervaart het werk dat ze doen als zinloos. Nog eens 17 van de honderd betwijfelen of hun werk enig nut heeft.
Dat blijkt uit een onderzoek van Robert Dur (Erasmus Universiteit) en Max van Lent (Universiteit Leiden) onder 100 duizend werkenden in 47 landen in de wereld.
Er doen veel verhalen de ronde over mensen die vinden dat hun werk nutteloos is of zelfs een negatieve impact heeft op de samenleving. Maar de bewijzen daarvoor waren tot nu toe vooral anekdotisch. Nu hebben we dat ook met getallen proberen te onderbouwen.
Zie bericht in de Volkskrant.
Ook het Leidsch Dagblad publiceerde hier een artikel over.
Leidsch Dagblad
Leiden - Nogal wat mensen hebben het idee dat de maatschappij niets heeft aan het werk dat zij doen, zeker als het in tijden van recessie is. Gemiddeld gaat het om 8 procent, maar in sommige beroepsgroepen en sectoren loopt het op tot boven een vijfde. Dat blijkt uit een studie van Max van Lent (Universiteit Leiden) en Robert Dur (Erasmus Universiteit).
In de kunstsector vinden de meeste mensen (21,6 procent) hun baan maatschappelijk zinloos, op de voet gevolgd door PR-mensen. Aan de andere kant van de ranglijst - waar elke medewerker zijn baan maatschappelijk nuttig vindt - staan bijvoorbeeld brandweerlieden, bibliothecarissen en ambtenaren op sociale zaken. Om maar wat te noemen, want de lijst is bijzonder gevarieerd. En soms verrassend. Universitair docent en econoom Max van Lent kan zich het hoge nutteloosheidsgevoel in sommige sectoren best voorstellen, al had hij het gemiddelde veel lager verwacht. Maar dat nogal wat koks zich zinloos voelen (14 procent) vindt hij bijvoorbeeld best opmerkelijk. ,,Toch een baan waarbij je denkt dat je het resultaat direct ziet. Maar misschien denken ze zelf wel: ach, je kunt ook thuis koken. En economen staan ook hoog! Ik had zelf wel het idee dat ik veel nuttige dingen doe, haha.’’ Voor hun onderzoek maakten Van Lent en Dur gebruik van groot opgezette internationale enquêtes van het International Social Survey Program. Die zijn jaarlijks, in tientallen wisselende landen. Maar wel steeds met een compleet ander onderwerp. ,,Maar eens in de zoveel tijd vragen ze mensen naar hun werk’’, zegt Van Lent, die samen met Dur besloot de uitkomsten van die specifieke gevallen te gaan vergelijken. ,,Tot dusver werd vooral anekdotisch beweerd dat er veel onzinbanen bestonden. Wij wilden kijken of dat echt zo is. Als dat waar zou zijn, dan is dat een heel groot probleem. We weten namelijk, uit andere onderzoeken, dat mensen die hun baan zinloos vinden, minder gemotiveerd en minder productief zijn.’’
Het betekende een analyse van de antwoorden totaal zo’n 100.000 mensen uit samen 47 landen. ,,Maar twee of drie keer komen de meeste landen wel voor.’’ Nederland deed driemaal mee. In 1989 vond 5 procent van de Nederlanders dat hij nutteloos werk had, en twijfelde nog eens 10 procent. In 1997 was dat 15 respectievelijk 23 procent en in 2005 ging het om 9 en 18 procent. In 2015 zat Nederland er niet bij. Opleiding en geslacht maakten geen verschil voor de antwoorden. Leeftijd wel. ,,Jongeren twijfelen meer.’’ De resultaten laten veel ruimte voor speculatie. Waarom mensen hebben aangegeven hun werk maatschappelijk zinloos te vinden, is niet bekend. En ook niet of ze het op andere gebieden wel zinvol vinden. ,,We maakten gebruik van bestaande datasets en konden dus niet dóórvragen. En het is ook lastig om objectief vast te stellen of een baan ook daadwerkelijk zinloos ís voor de maatschappij. Ik zou in elk geval niet weten hoe.’’ Toch zijn de resultaten wel degelijk waardevol, stelt Van Lent. ,,Dit laat zien wáár de mensen zitten die dat vinden van hun baan.’’ En dus kan een overheid, sector of werkgever die het gevoel van nutteloosheid weet weg te nemen, er zijn voordeel mee doen. ,,Maak een open keuken voor die kok, bijvoorbeeld, zodat hij de gasten kan zien eten. Of laat iemand die de hele dag een bepaald schroefje in een plaat draait, ook eens zien hoe mooi de hele auto is.’’
Van Lent en Dur constateerden ook, dat in slechte tijden méér mensen hun werk nutteloos vinden dan in goede tijden. ,,Een verklaring zou labour hoarding kunnen zijn; dat er tijdelijk minder werk is, maar dat werkgevers hun mensen proberen vast te houden tot het weer beter gaat.’’