Cleveringa, Meijers en Visser: juristen met een rechte rug
Het vertrouwen in de rechterlijke macht liep in de Tweede Wereldoorlog een flinke deuk op omdat veel rechtsinstanties gewoon doorwerkten onder de Duitse bezetting. Dat de opstelling ook een andere kon zijn, liet de Nijmeegse hoogleraar Corjo Jansen op 5 april zien tijdens een lezing bij de Hoge Raad in Den Haag.
De Leidse hoogleraar in het burgerlijke recht Eduard Meijers (1880 - 1954) werd gekscherend ook wel eens ‘de Hoogste Raad’ genoemd. Zijn juridische adviezen waren van zo’n superieure kwaliteit dat de Hoge Raad – de allerhoogste rechtsprekende instantie van Nederland – er regelmatig uit putte in haar eigen uitspraken.
'Erger voorkomen'
Het wekte dan ook verbazing dat de Hoge Raad niet aftrad toen Meijers in november 1940 werd geschorst (en later ontslagen) vanwege zijn joodse afkomst. Ze kozen ervoor om schoorvoetend met de Duitse bezetter mee te werken, om zo ‘erger te voorkomen’. Maar hoeveel erger kon het worden toen duizenden Nederlandse joden naar de concentratiekampen werden gestuurd?
Rug rechthouden
Dat het ook anders kan, liet de Nijmeegse hoogleraar Corjo Jansen op 5 april zien tijdens een lezing bij de Hoge Raad. In de lezing ging hij in op de lotgevallen van de Leidse hoogleraren Meijers en Cleveringa, en op het leven van de joodse raadsheer Lodewijk Visser die in maart 1941 werd ontslagen. Jansen: ‘Het waren dit soort individuen die hun rug rechthielden onder zeer moeilijke omstandigheden. Terwijl de rechterlijke instanties veel van de bezetter over hun kant lieten gaan, kozen juristen als Meijers, Cleveringa en Visser tijdens de oorlog principieel stelling tegen onrecht en kwaad.’
Lezing gemist?
Je kunt hier de spreektekst van Corjo Jansen teruglezen.