Babygehoor belangrijk bij ontwikkelen taalachterstand
Een baby past zich in het eerste levensjaar aan aan de taal die hij om zich heen hoort. Daardoor kan een taalachterstand ontstaan, die niet zo makkelijk is op te lossen, stelt hoogleraar Engelse taalkunde Janet Grijzenhout. Oratie 19 maart.
Baby’s beginnen al met taalleren in de buik van hun moeder
Baby’s die de klanken leren uit wat hun moedertaal zal worden, beginnen daar heel vroeg mee. Zelfs al in de buik van hun moeder. ‘In de twintigste week van de zwangerschap is het gehoorbeen al volgroeid. In de 28ste week kan de foetus hoge en lage tonen onderscheiden en is hij of zij gevoelig voor het ritme van de taal die de moeder gebruikt,’ vertelt Grijzenhout.
Turkse oren
Er zijn ook veel kinderen die thuis een andere taal spreken dan de taal op school. Bijvoorbeeld Turkse kinderen die eentalig worden opgevoed en thuis alleen Turks horen. Vanaf drie jaar komt daar een tweede taal bij die zij slechts een paar uur per dag op school horen. ‘Deze kinderen leren hun eerste woordjes in de tweede taal relatief snel en je zou bijna denken dat zij de omgevingstaal snel meester zijn. Toch denk ik niet dat dit het geval is,’ zegt Grijzenhout. Het gehoor van een baby past zich in het eerste levensjaar aan aan de taal die het om zich heen hoort. Turkse kinderen die in het derde levensjaar Nederlands leren, luisteren naar die taal met hun Turkse oren. Zo verstaat een Turks kind peer als beer. Dit ‘misverstaan’ is hardnekkig en duurt een paar jaar. Het is bijvoorbeeld nog lang niet voorbij wanneer het kind leert lezen en schrijven. Zo lopen deze kinderen een verdere taalachterstand op ten opzichte van hun klasgenoten.
Nieuwsgierigheid
Als hoogleraar Engelse taalkunde is Grijzenhout benieuwd naar de effecten van ‘het Engels als tweede taal’ op iemands moedertaal, maar ook naar de effecten van andere moedertalen op het moderne Engels. ‘Mij interesseert het niet zozeer op welke leeftijd taalkennis verworven wordt, verandert of misschien verloren gaat, maar waarom dit in die fase gebeurt. Mijn nieuwsgierigheid is gewekt door de vraag welke eigenschappen van spraak stabiel zijn, en resistent tegen veranderingen, en welke eigenschappen onder welke omstandigheden kunnen veranderen.’ Ook houdt Grijzenhout zich bezig met de vraag welke eigenschappen van spraak gedurende de geschiedenis van een taalgemeenschap stabiel blijven of kunnen veranderen.
Tweedetaalverwervers hebben het lastig
Hoe meer grammaticale informatie een (gesproken) taaluiting bevat, hoe sneller kinderen die verwerven, is een belangrijke observatie van Grijzenhout. ‘Duitse kinderen leren al vroeg en met gemak de correcte vorm van het lidwoord te gebruiken, terwijl die grammaticale regels voor volwassen tweedetaalverwervers juist moeilijk te doorgronden zijn.’ Daarentegen verwerven Nederlandse kinderen de juiste vorm van het lidwoord in hun taal niet zo snel als hun Duitse leeftijdgenootjes. Grijzenhout: ‘En dit gaat nog langzamer bij kinderen die behalve het Nederlands nog een andere taal verwerven.’
Correct werkwoorden vervoegen met twee jaar
‘Een kind dat taal leert, zoekt naar structuur.’ zegt Grijzenhout. Ze illustreert dat aan de hand van hoe Italiaans- en Engelssprekende kinderen de werkwoordvervoegingen in hun moedertaal leren. ‘In tegenstelling tot wat wij taalkundigen graag willen geloven, leren kinderen niet overal op de wereld op dezelfde leeftijd werkwoorden vervoegen. Italiaanse kinderen kunnen al correct vervoegen rond hun tweede verjaardag, terwijl Engelse kinderen er bijna een jaar langer over doen.’ Dat is opmerkelijk als je bedenkt dat het Engelse werkwoordsysteem vele malen eenvoudiger is dan het Italiaanse; op latere leeftijd is juist het Italiaanse systeem veel lastiger aan te leren.