Conclusie na 3442 terrorismestudies: onderzoek wordt steeds beter
Het wetenschappelijk onderzoek naar terrorisme wordt steeds beter. Die conclusie trekt universitair docent Bart Schuurman na het bestuderen van 3442 artikelen. Hij publiceerde er over in het tijdschrift Terrorism and Political Violence.
Het werd een obsessie, geeft terrorismeonderzoeker Bart Schuurman eerlijk toe. De afgelopen tweeënhalf jaar bestudeerde hij maar liefst 3442 wetenschappelijke publicaties over terrorisme. Nauwkeurig noteerde hij in een Microsoft Access-database hoe de auteurs aan hun informatie kwamen, of zij in groepen of alleen werkten, en hoe vaak zij over terrorisme publiceerden. Hij kreeg daarbij hulp van stagiaires en student-assistenten, maar er gingen ook heel wat uren privétijd in zitten. Schuurman: ‘In de trein, in het weekend, eigenlijk ieder verloren moment.’
Meer primaire bronnen
Maar het resultaat mag er wezen. In zijn artikel analyseert Schuurman alle artikelen over terrorisme die tussen 2007 en 2016 werden gepubliceerd in de negen belangrijkste wetenschappelijke tijdschriften op het gebied van terrorismestudies. Zijn conclusie: terrorismestudies heeft zich in een klein decennium ontwikkeld tot een volwaardige wetenschappelijke onderzoeksrichting. Terrorismeonderzoekers gaan tegenwoordig nauwkeuriger te werk dan zo’n tien jaar geleden.
‘Ik analyseerde de data in de trein, in het weekend, eigenlijk ieder verloren moment’
Zo ziet Schuurman dat de onderzoekers steeds meer gebruik zijn gaan maken van primaire bronnen. Haalden de vroege wetenschappers hun informatie vrijwel uitsluitend uit de media of uit andere wetenschappelijke publicaties, inmiddels komt steeds meer informatie rechtstreeks van de bron. Denk aan interviews met gederadicaliseerde terroristen, inzage in politiedossiers, participerende observatie bij salafistische organisaties of gesprekken met medewerkers van inlichtingendiensten.
Interviews met ex-gedetineerden
‘Dit levert doorgaans veel gedetailleerdere en betrouwbare informatie op,’ zegt Schuurman. ‘Secundaire bronnen zoals krantenartikelen zijn vaak erg kort en moeilijk te verifiëren. Een journalist heeft mogelijk wel primaire bronnen geraadpleegd, maar moet deze voor gebruik interpreteren. Dat vertroebelt de oorspronkelijke informatie. Het is dus gevaarlijk om je onderzoek teveel, laat staan helemaal, op dat soort bronnen te baseren. Je moet dichterbij de terrorist zitten.’
'Het is gevaarlijk je alleen op secundaire bronnen te baseren'
Een goed voorbeeld daarvan is het onderzoek van de Leidse onderzoeker Daan Weggemans naar de recidive en re-integratie van jihadistische ex-gedetineerden, zegt Schuurman. ‘Hij baseerde zich niet alleen op literatuur, maar interviewde ook de veiligheidsprofessionals en ex-gedetineerden zelf. Dat levert een betrouwbaarder beeld op.’
Ruimte voor verbetering
Dat goede nieuws wil overigens niet zeggen dat er geen ruimte meer is voor verbetering. Zo ontdekte Schuurman bijvoorbeeld dat slechts twee van de 3500 artikelen over de psychologische gesteldheid van terroristen gebaseerd waren op psychologisch onderzoek. ‘Dat is natuurlijk niet verwonderlijk. Het is lastig om een terrorist te interviewen, en nog veel moeilijker om hem of haar psychologisch te testen. Maar het is wel zorgelijk. Want hoe serieus moet je de uitkomsten van de vele studies over de psyche van terroristen nemen als ze niet op eerstehands informatie zijn gebaseerd?’
'Je hebt onderzoekers nodig die zich vastbijten, geen eendagsvliegen'
Ook merkte Schuurman dat veel terrorismeonderzoekers vooral kwalitatief onderzoek doen, vaak maar een enkel artikel over terrorisme schrijven en het onderzoek in hun eentje uitvoeren. Vooral die laatste twee punten kunnen de kwaliteit van het onderzoek negatief beïnvloeden, zegt Schuurman. ‘Je hebt onderzoekers nodig die bereid zijn zich in het onderwerp vast te bijten, geen eendagsvliegen. Alleen dan kom je tot baanbrekend onderzoek dat het werkveld vooruithelpt.’