Geerten Boogaard en Michiel van Emmerik leveren bijdrage aan evaluatie Jeugdwet
Vanuit de afdeling staats- en bestuursrecht hebben Geerten Boogaard en Michiel van Emmerik een bijdrage geleverd aan de onlangs aan de minister van VWS aangeboden eerste Evaluatie van de Jeugdwet. Zij schreven samen twee deelstudies, een over de betekenis van het gelijkheidsbeginsel voor de decentralisatie in de jeugdzorg en een over de zogenaamde stelselverantwoordelijkheid van de betrokken bewindspersoon.
Een beroep op het gelijkheidsbeginsel wegens verschil in voorzieningen in jeugdzorg tussen gemeenten is naar alle waarschijnlijkheid weinig kansrijk, ondanks vaak terecht ervaren onbegrip als het gaat om dit verschil van behandeling. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel vanwege uiteenlopende voorzieningen binnen één gemeente zijn meer aanknopingspunten te vinden. De gemeente kan zich hier niet van af maken door te stellen dat het gaat om maatwerk en geen enkel geval met elkaar te vergelijken valt. Ten aanzien van de stelselverantwoordelijkheid kan vooralsnog niet worden gesproken van een staatsrechtelijk onjuiste invulling daarvan door de verantwoordelijke bewindspersoon. Dit betekent echter niet dat Boogaard en Van Emmerik geen spanning zien tussen de oorspronkelijke wens van de wetgever om incidenten bij de gemeenteraad te laten en de gang van zaken rondom een aantal incidenten. Zij menen dat er zeker ruimte is voor verbetering van de invulling van de stelselverantwoordelijkheid door een iets meer afwachtende houding ten aanzien van lokale incidenten. De bevoegdheid om in te grijpen hoeft niet altijd meteen te worden gebruikt.