Het woord en de daad
Op woensdag 24 januari 2018 verdedigt Margaret Kuiper (forensisch psycholoog) haar proefschrift ‘Het woord en de daad’. De verdediging begint om 16:15 uur in het Academiegebouw van de Universiteit Leiden. De promotoren zijn prof. dr. mr. E.R. Muller en prof. dr. T.A.H. Doreleijers. De copromotor is dr. J.A. van Wilsem.
In haar proefschrift doet Kuiper onderzoek naar schriftelijke bedreigingen en e-mails die zijn gericht tegen personen in het publieke domein, ofwel het Rijksdomein zoals dit wordt omschreven in het Stelsel van Bewaken en Beveiligen (Ministerie van Veiligheid en Justitie, 2013). Bij het Rijksdomein gaat het om personen van wie, en objecten of diensten waarvan, de veiligheid en hun ongestoord functioneren van nationaal belang is, zoals: de leden van het Koninklijk Huis, bewindspersonen, leden van de Eerste en Tweede Kamer, lijsttrekkers van politieke partijen, of leden van het College van procureurs-generaal.
Bedreigingen kunnen gevoelens van angst of onrust bij bedreigden en hun omgeving teweegbrengen. De uitingen van bedreigingen in de richting van publieke personen kunnen ook van invloed zijn op het publieke debat en ze kunnen zelfs een risico vormen voor de democratische rechtsorde wanneer er vanwege de angst voor (herhaalde) bedreigingen geen open discussie kan worden gevoerd.
De meerwaarde van dit onderzoek is tweeledig: tot een betere duiding komen van dreigbrieven, en met behulp daarvan een meetinstrument ontwikkelen waarmee eventueel toekomstig crimineel gedrag van de dreigbriefschrijvers kan worden voorspeld. Op deze manier wordt een bijdrage geleverd aan het nemen van adequate maatregelen om publieke personen zo goed mogelijk te beschermen.
Prof. dr. mr. E.R. Muller over Margaret Kuiper
'Margaret heeft empirisch aangetoond welke kenmerken in dreigbrieven jegens publieke personen herhaalde dreigbrieven voorspellen. Ook heeft zij onderzocht welke kenmerken in dreigbrieven risicoverhogend zijn om als verdachte later te worden aangehouden voor een strafbaar delict.
Een theorie om bedreigende teksten gestructureerd te kunnen beoordelen ontbrak tot op heden. Margaret heeft laten zien dat het mogelijk is om aan de hand van een kwantitatief onderzoek een meetmodel te ontwikkelen, waarmee dreigbrieven beter kunnen worden geduid. Hiermee heeft zij niet alleen een bijdrage geleverd voor de wetenschap, maar heeft zij ook de maatschappelijke relevantie van bedreiging en de impact ervan op bedreigden nog eens onder de aandacht gebracht. Naast nieuwe inzichten over wat dreigbrieven kenmerkt, heeft zij een bijdrage geleverd voor de dagelijkse uitvoeringspraktijk voor politie, justitie en andere organisaties die belast zijn met de prioritering, preventie, opsporing en berechting.'