Deze archeoloog duikt naar VOC-schip De Rooswijk
Martijn Manders doet onderzoek naar het gezonken VOC-schip De Rooswijk. Tirzah Schnater van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen maakte deze indrukwekkende reportage over het werk van de onderwaterarcheoloog.
Het is 9 januari 1740 en het stormt. Een schip vergaat met man en muis voor de kust van Engeland bij Kent, op de zandbanken van de Goodwin Sands. Het is Oost-Indiëvaarder de Rooswijk, slechts drie jaar oud, op weg van Texel naar Batavia met waardevolle lading: dertig kisten staafzilver en zilveren munten. Een grote tegenslag, en niet alleen voor de VOC. Aan boord bevindt zich namelijk ook illegaal zilver dat wordt meegesmokkeld, vermoedelijk net zoveel als het officiële zilver. Van kapitein tot dekschrobber en alles daartussen, iedereen probeerde zich op deze manier te verrijken.
Het is voorjaar 2017, bijna twintig jaar nadat het schip door de sportduiker Ken Welling is ontdekt en twaalf jaar nadat een deel van de waardevolle lading van het wrak van de Rooswijk is geborgen door de avonturier Rex Cowan, die eerder al op een ander VOC-schip - ’t Vliegend Hert - dook. De Rooswijk wordt bedreigd door natuurlijke erosie, ‘souvenir hunters’, en door zandwinning in de haven van Dover, waardoor het erosieproces versnelt. De plek waar de Rooswijk ligt, op de Goodwin Sands, is nu een zogenoemde heritage at risk site. Er wordt besloten tot een grootschalig archeologisch onderzoek in de zomer. Een samenwerking tussen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Historic England en vele andere instellingen.
Martijn Manders, maritiem archeoloog bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, leidt het project. Begin oktober komt hij terug uit Engeland, na drie maanden aan de Engelse kust. Op het wrak is gewerkt door twintig duikers. In een speciaal ingericht warehouse zijn nog eens tien tot twintig man aan de slag geweest met het stabiliseren en fotograferen van de vondsten. Daaromheen zijn nog eens zestig man aan het werk, onder andere van Historic England. En dááromheen nog eens een stuk of 75 studenten, onder wie ook veel Nederlandse. Studenten archeologie, maar ook conservering, communicatie en digitale media.
Cowan heeft in zijn tijd een deel van de vondsten weten te bergen en te verkopen. Slechts een kwart ervan heeft hij over hoeven dragen aan de Nederlandse staat, die een eigendomsclaim heeft op VOC-zaken. Erg jammer, vindt Manders. Niet per se om de financiële waarde, maar om de puzzelstukjes van het verhaal van de VOC die nu achteraf lastig in elkaar te passen zijn.
Want die puzzelstukjes vormen samen het verhaal van de illegale zilverhandel in de VOC-tijd. Manders: ‘Grootschalige smokkelhandel die in de VOC-jaren dat de Rooswijk zonk, van boven naar beneden in alle VOC-gelederen, plaatsvond. Mensen uit alle windstreken deden eraan mee, overal had men illegale handeltjes.
'Je gaf bijvoorbeeld een partijtje zilver mee in de vorm van Ducatons waar je in Nederland 62 stuivers voor kreeg, en in Azië tot wel 100 stuivers. Tel uit je winst! Maar dat geld kon je ook onderweg investeren, bijvoorbeeld door er slaven van te kopen en deze te verkopen in Batavia. Opvallend genoeg kon je het meeste geld verdienen door het te verkopen aan de VOC, je eigen werkgever dus. Dit werd vaak via een stroman voor geregeld, want vanzelfsprekend was het smokkelen van zilver op de schepen illegaal. Het geld werd weer geïnvesteerd in de handel en daarom kon de VOC uiteindelijk zoveel uitbetalen voor het zilver. Via wisselbrieven kon de winst in Nederland aan de opvarenden of familie worden uitbetaald’.
"Je maakt een soort ruimtereis. Het geluid valt weg en je ziet steeds maar kleine stukjes van de omgeving door je duikhelm."
De vondsten van de Rooswijk zijn dus ontzettend belangrijk in het verhaal van de VOC. Ze dragen bij aan geschiedenisvorming, in combinatie met nieuwe technieken en historisch onderzoek van onder andere het Instituut Sociale Geschiedenis. Manders: ‘Van het zilver dat nu gevonden is, kan men met een nieuwe techniek bijvoorbeeld aantonen uit welke mijnen het kwam, bijvoorbeeld die van Bolivia, Honduras of Mexico. Er zijn ook munten gevonden met gaatjes erin, vermoedelijk omdat deze in kleding waren vastgenaaid. Dit suggereert dat het om smokkelzilver ging. Dan kom je wel heel dicht bij de persoonlijke geschiedenis van de opvarenden. Tot voor kort wisten we alleen maar dat de kapitein Daniel Rozieres onder de 237 opvarenden behoorde. Nu hebben we uit allerlei archiefstukken al weer zestien personen uit de vergetelheid losgeweekt, van officieren tot soldaten en gewone zeelieden.’
Manders ziet talloze perspectieven van waaruit de vondsten van de Rooswijk getoond kunnen worden. ‘De tragiek van De Rooswijk, de handel tussen de VOC en Azië, de zilvergeschiedenis en parallelle economie van smokkelgeld. Je kunt het verhaal ook vertellen vanuit het perspectief van een VOC big shot die zich van dekschrobber opwerkte tot gouverneur, iets heel bijzonders voor die tijd, maar ook vanuit het gezichtspunt van een eenvoudige zeeman die verleid wordt door de mogelijkheid van rijkdom.’
Alle vondsten zijn nu nog in Engeland, en worden onder coördinatie van Historic England geconserveerd. Omdat Nederland de VOC-eigendomsclaim heeft, komt alles straks naar Nederland, waar het in het maritiem depot in Lelystad terechtkomt. Van daaruit kunnen musea en instellingen bruiklenen aanvragen, en Manders hoopt natuurlijk dat dit gebeurt.
Het verhaal van de Rooswijk, van de VOC, is voor hem namelijk ook het verhaal van de rol die het water speelt in het verleden van Nederland. ‘Meer nog dan dat de wegen dat na WOII hebben gedaan, heeft het water bepaald hoe ons land er nu uitziet. We zijn een delta. Als we het water vrij spel geven, ziet het land er heel anders uit. Die relatie tussen mens en water is de kern waar een maritiem archeoloog mee bezig is. En mijn belangrijkste missie is dan ook om ervoor te zorgen dat mensen die rol van dat water begrijpen; dat ze leren om het water als centrale punt in de samenleving te zien, nu, maar zeker in het verleden.’
Manders is één van slechts een tiental maritiem archeologen in Nederland, een klein clubje tussen dertienhonderd ‘gewone’ archeologen. Het onderwater werken is vrij technisch, zo zegt hij. ‘Je bent een soort “stratenmaker op zee”, gaat met je duikpak naar het werk.’ Zijn eerste duik was in de Waddenzee op de ‘Scheurrak SO1’, een 16e eeuws graanschip dat in de kerstnacht van 1593 verging, tussen 1989 en 1997 geheel is opgegraven, maar waarvan de wrakdelen nog altijd onder water liggen. ‘Daar heb ik alle methoden en technieken geleerd die je kunt leren voor donkere wateren.’
Zo verging De Rooswijk in 1740 (bron: RCE)
Vanwege de gekozen cookie-instellingen kunnen we deze video hier niet tonen.
Bekijk de video op de oorspronkelijke website ofDuiken naar een schip als De Rooswijk is alsof je in een tijdmachine gaat, omschrijft Manders. Heel anders dan op land, waar je maar omhoog hoeft te kijken om de moderne wereld te zien. ‘Je maakt een soort ruimtereis. Het geluid valt weg, je komt in een andere dimensie, en je ziet steeds maar kleine stukjes van de omgeving door je duikhelm. Dat maakt het heel mystiek. Er waren dagen bij dat het zicht heel goed was, en dat je de kanonnen recht omhoog zag staan, de grote ankers zag liggen. Je kon je een beeld vormen van het schip en de tragiek van de ramp.’
Manders is ook een gelukkig maritiem archeoloog, want hij heeft gehoord dat hij straks in de lente door kan gaan met duiken op de Rooswijk, met de rest van het team. ‘Door technische problemen hebben we deze zomer niet alles kunnen doen. Het geld wat daardoor overbleef kunnen we nu weer daarvoor inzetten. Tegelijkertijd kunnen we mooi evalueren wat er al omhoog gehaald is. Er bestaat ook een theorie over hoe het schip vergaan is die we verder willen verkennen. Het schip ligt op een zandbank, en de helft ligt nog onder het zand, daar zijn we nog niet eens geweest. Wie weet wat er nog ligt… vast nog meer geweldige verhalen.’
Copyright hoofdafbeelding: Rijksdienst Cultureel Erfgoed (RCE).