Ook planten hebben wel eens burenruzie
Herstel van de natuur op uitgeputte landbouwgrond en in natuurgebieden verloopt moeizaam. ‘Bodemtransplantatie’ kan mogelijk uitkomst bieden. Dat betoogt Martijn Bezemer, hoogleraar Ecologie van Plant-Microbe-Insect interacties. Oratie op 18 december.
De afgelopen twintig jaar kwam onderzoek naar het bodemleven in een stroomversnelling. ‘Vanaf dat moment werd de zwarte doos geopend en ontrafelden onderzoekers de wereld onder hun voeten’, vertelt Bezemer. ‘Ondergrondse bodemdieren zien er misschien vies, eng en akelig uit, maar inmiddels weten we dat ze heel belangrijk zijn voor alles wat er onder en boven de grond gebeurt en dus ook wat ze voor ons betekenen.’
Burenruzie
Die ondergrondse bodemdieren vormen samen met planten, organische stoffen, bacteriën en schimmels een bodemvoedselweb. Dat iedere individuele plant een uniek voedselweb onderhoudt in de natuur waar vele verschillende planten door elkaar leven, leek onmogelijk. Toch bleek uit veldonderzoek dat alle planten in een grasland hun eigen voedselweb in de bodem hebben, dat verschilt van dat van andere planten.
Maar naburige planten beïnvloeden wel het voedselweb van een individuele plant. ‘Je kunt het goed of juist heel slecht treffen met je buren, en ondergronds hebben planten ook wel eens last van burenruzies’, aldus Bezemer.
Plaaginsect
‘We zijn inmiddels al een tijd bezig met het beschrijven van de bodem en de interacties. De uitdaging is om te kijken wat we met deze kennis kunnen’, benadrukt Bezemer. Bijvoorbeeld in de tuinbouw, waar telers de bodem stomen om in de grond aanwezige ziekmakende organismen te verwijderen. Dit stomen verwijdert echter ook nuttige organismen. Recent ontdekten Bezemer en zijn collega’s dat als ze naast het stomen andere specifieke bodemvoedselwebben toevoegen, de planten weerbaarder worden tegen tripsen. De trips is een hardnekkig plaaginsect en vormt een groot probleem in de tuinbouw. ‘Deze ontdekking biedt dus veel mogelijkheden voor deze sector.’
Poeptransplantatie
Bezemer vergelijkt het inbrengen van een andere bodem om zo het bodemvoedselweb te veranderen met een poeptransplantatie. Daarbij wordt een waterige oplossing van ontlasting van een gezond persoon ingebracht in de darm van een patiënt met darmproblemen om een andere, gezondere darmflora te verkrijgen.
‘In de gestoomde grond kan je vrij makkelijk iets nieuws inbrengen, omdat er geen concurrentie plaatsvindt. Dat is veel moeilijker als er al een bestaand voedselweb is, zoals in natuurgebieden’, vertelt Bezemer. Toch slaagden Bezemer en zijn collega’s erin deze techniek toe te passen op een grasland op de Veluwe. Ze strooiden enkele millimeters grond van een soortenrijk grasland en heideland uit in een nieuw natuurgebied. Al binnen enkele jaren ontstonden daar vegetaties met soorten karakteristiek voor die andere locaties.
Sturen
Met zijn transplantatieonderzoek laat Bezemer de natuur niet haar gang gaan. ‘Als er eenmaal een verkeerde bodem is, dan krijg je verkeerde planten. Die planten blijven die bodem stimuleren en vice versa. Dan krijg je nooit de bodem en planten die je wilt’, legt Bezemer uit. ‘Daarom grijpen wij in en versnellen de bodemprocessen om zo eerder tot bijvoorbeeld dat soortenrijk grasland of heideveld te komen. We sturen dus de natuur.’ Inmiddels wordt deze techniek in Nederland toegepast bij natuurherstel.
Toekomst
Het grasland op de Veluwe ruilt Bezemer binnenkort in voor zandgrond in de duinen. Samen met het Centrum voor Milieuwetenschappen in Leiden zet hij daar een veldexperiment op. Daarin willen de onderzoekers de effectiviteit van verschillende bodemtransplantaties op duinecosystemen vergelijken. ‘Dit is tegelijkertijd een goed platform voor studenten. Tegenwoordig vindt veel onderwijs en onderzoek plaats in het laboratorium, maar het blijft belangrijk dat studenten in aanraking komen met veldonderzoek. Zo werkt de generatie van de toekomst aan de bodem van de toekomst.’
De leerstoel van Martijn Bezemer aan de Universiteit Leiden is onbezoldigd; Bezemer werkt daarnaast voor het NIOO-KNAW.