Waarom mensen meedoen aan een buurtpreventieteam
Burgers en overheidsprofessionals nemen om uiteenlopende redenen deel aan buurtpreventieteams en andere samenwerkingsverbanden met de overheid, zoals een cliëntenraad in een zorginstelling of een medezeggenschapsraad op een basisschool. Bestuurskundige Carola van Eijk pleit daarom voor samenwerking op maat. Promotie 11 oktober.
Gezelligheid en persoonlijke ontwikkeling
Samenwerkingverbanden tussen burgers en overheidsprofessionals vind je tegenwoordig overal. Denk aan buurtpreventieteams om de wijk veilig te houden, of cliëntenraden in verzorgingstehuizen. Carola van Eijk onderzocht de motivaties van zowel Nederlandse als Belgische burgers en Nederlandse professionals om zich bij deze samenwerkingsverbanden betrokken te voelen. Ze ondervroeg leden van de cliëntenraad van verzorgingstehuizen (bewoners en hun familieleden, ofwel de ‘burgers’) en de locatiemanagers van de tehuizen (ofwel de ‘overheidsprofessionals’). Op dezelfde manier bekeek ze buurtpreventieteams. Hierin werken buurtbewoners die door de wijk lopen, de buurtpreventen, samen met onder meer wijkagenten. Wat bleek? Hun motivaties en betrokkenheid bij deze zogeheten coproducties liepen erg uiteen. Van Eijk: ‘Sommige burgers willen iets voor de maatschappij betekenen, anderen zoeken gezelligheid of persoonlijke ontwikkeling.’
Coproductie is maatwerk
Dat de motivaties om mee te doen en de mate van betrokkenheid aan deze coproducties flink verschillen per individu, lijkt voor de hand liggend, maar dat is het niet, stelt Van Eijk. ‘Zeker niet bij de burgers, omdat zij meestal vrijwillig meedoen.’ De verschillende beweegredenen maken het volgens haar belangrijk dat in het coproductieproces ruimte is voor maatwerk. ‘Je kunt bijvoorbeeld aan burgers die willen deelnemen aan een buurtpreventieteam een basispakket aanbieden met twee standaardtrainingen en nog twee optionele, zoals een cursus EHBO. Zo schrik je de mensen die druk zijn met andere dingen niet af en trek je tegelijkertijd de mensen aan die aan persoonlijke ontwikkeling willen doen.’
Betrokkenheid is belangrijk
Niet alleen de betrokkenheid van burgers, ook die van de overheidsprofessionals, zoals beleidsambtenaren, managers en wijkagenten, bleek niet vanzelfsprekend. Van Eijk bemerkte dit zowel bij locatiemanagers van zorginstellingen, die wettelijk verplicht zijn om samen te werken met de cliëntenraad, en bij wijkagenten en buitengewoon opsporingsambtenaren (BOA’s) die samenwerken met buurtpreventieteams. ‘De betrokkenheid van professionals is heel belangrijk voor een succesvolle samenwerking. Ik pleit er daarom voor om hen bijvoorbeeld te betrekken bij de besluitvorming om al dan niet deel te gaan nemen aan coproductie. In mijn onderzoek zag ik ook dat de betrokkenheid toeneemt als de burgemeester duidelijk aangeeft voorstander te zijn van een project.’
Waardering uiten
Een laatste belangrijke aanbeveling die Van Eijk doet is gericht op zowel burgers als professionals: wees ervan doordrongen dat participatie aan coproductie leidt tot wederzijdse verwachtingen. ‘Als je bijvoorbeeld kijkt naar hoe een buurtpreventieteam werkt: wijkagenten hebben goede rapportages nodig van buurtpreventen. Andersom moet een wijkagent de juiste middelen van zijn leidinggevende krijgen om zijn taak uit te voeren. Denk bijvoorbeeld aan de vrijheid om zijn eigen rooster in te vullen zodat hij tijdelijk nauwer contact met het team kan onderhouden als ergens een probleem is. Het is belangrijk dat burgers, professionals en de publieke organisaties bewust zijn van deze verwachtingen.’