Joke Meijer over Nobelprijs voor biologische klok
De Nobelprijs voor de Geneeskunde gaat dit jaar naar de drie Amerikaanse onderzoekers die het mechanisme achter de biologische klok ontrafelden. Joke Meijer, hoogleraar Neurofysiologie en expert op het gebied van het slaap-waakritme, legt in Trouw en NRC uit waarom deze ontdekking zo belangrijk is.
Het nieuws is een paar dagen oud, maar Joke Meijer, hoogleraar neurofysiologie aan het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) is er nog steeds opgetogen over. De Nobelprijs voor Geneeskunde gaat naar drie pioniers op haar onderzoeksgebied: Jeffrey Hall, Michael Rosbash en Michael Young. Extra leuk omdat Meijer zelf in 1993 van Jeffrey Hall een prijs kreeg voor haar onderzoek naar de biologische klok van zoogdieren.
En heel fijn omdat er nu op het hoogste niveau erkenning is voor onderzoek naar de biologische klok. Onderzoek dat - en dat is typisch Nederlands, zegt ze - hier te lande meestal wordt gereduceerd tot wel of niet goed slapen. Terwijl het zoveel méér is. De biologische klok stuurt behalve het centrale zenuwstelsel ook alle organen en weefsels aan. Hij is als het ware de dirigent die iedereen in de maat laat spelen; overdag snel, 's nachts langzaam.
'Wat! Echt?', roept neurobioloog Joke Meijer van het LUMC in Leiden spontaan uit aan de telefoon, wanneer zij hoort dat Hall, Rosbash en Young de Nobelprijs krijgen voor hun pionierswerk aan de biologische klok. De jetlag na een lange vliegreis is het meest tastbare en lijfelijke bewijs voor het bestaan van een biologische klok. Het lichaam blijft nog even in het oude ritme doorgaan, waardoor de reiziger ’s nachts de slaap niet kan vatten en overdag de ogen haast niet open kan houden. Het duurt even voordat de interne klok weer is afgestemd op het nieuwe ritme. De Nobelprijswinnaars wisten de twee genen te isoleren die aan de basis liggen van het 24-uursritme in ons lijf.