Afscheidsinterview met Prof. dr. Gerard Persoon, hoogleraar Milieu en Ontwikkeling
Gerard Persoon volgde zijn bachelor- en masteropleiding aan het Instituut Culturele antropologie en ontwikkelingssociologie van de Universiteit Leiden. Daarna werkte hij eerst een aantal jaren in Indonesië voor Buitenlandse Zaken en toen bijna 25 jaar bij het Centrum voor Milieukunde (CML). In die tijd promoveerde hij ook bij CA-OS. In 2009 kwam hij terug bij het Instituut CA-OS als hoogleraar Milieu en Ontwikkeling. Na acht jaar hoogleraarschap gaat Prof. dr. Persoon in oktober met pensioen. Hij beantwoordt enkele vragen over zijn carrière, hoogleraarschap en toekomstplannen.
Met welke redenen ben je Culturele antropologie en ontwikkelingssociologie gaan studeren?
“Ik hoorde voor het eerst over antropologie tijdens een les aardrijkskunde op de middelbare school. Achterin het boek, in het hoofdstuk ‘de rest van de wereld’, stond dat antropologie over culturele verschillen tussen groepen mensen gaat. Daarnaast stond een foto van een Mentawaier met gebeitelde tanden. Die foto maakte zo’n indruk op me. Ik wilde weten waarom mensen dit doen. Toen ben ik me daarin gaan verdiepen en besloot dat ik antropologie wilde gaan studeren.”
Wat onderzocht je tijdens je Binnenlandse Leeronderzoek (nu Veldwerk NL)?
“Ik kom uit het Westland, en ben bekend met verschillende aspecten van de agrarische sector. Dus deed ik onderzoek naar de sociale gevolgen van een ruilverkaveling in de Achterhoek: onder leiding van de Dienst Landinrichting ruilden eigenaars kavels weiland om zo de versnippering van het grondbezit tegen te gaan. Dit was een belangrijke beweging binnen agrarisch Nederland in die tijd (jaren ´70). Het was net als nu met Veldwerk NL het eerste echte veldwerk en het beviel me uitstekend.”
En voor je master onderzoek?
“In die tijd waren er collectieve stagemogelijkheden voor master studenten in Spanje en in Schotland. Door de colleges van Prof. De Josselin de Jong, Prof. Gerbrands en drs. Ruiter was ik gefascineerd geraakt door Indonesië. Toen Prof. Speckmann een soort ‘pop-up’ Field School in Indonesië organiseerde, greep ik samen met twee andere studenten die kans. Dit resulteerde in een onderzoek van 9 maanden naar de migratie van jonge Minangkabau, die van Sumatra naar Jakarta migreerden en in die stad een nieuw leven opbouwen. Ook besteedde ik de nodige aandacht aan de relaties van de migranten met West-Sumatra waar de rest van de familie woonde.”
Toen was je afgestudeerd: wat was je eerste ‘echte’ baan?
“Na verschillende student-assistent functies, ben ik voor 3 jaar als project- medewerker in Indonesië op het eiland Siberut gaan werken. Het doel van dit ontwikkelingsproject was om alternatieve bronnen voor proteïne te introduceren, zodat de lokale bevolking minder op apen zou jagen. Ik begon met kippen en eenden te fokken maar ik bevond me al snel in een heftig herhuisvesting conflict tussen de overheid en de lokale bevolking.
“Je zit dan in een soort ongemakkelijke tussenpositie en je probeert een brug te slaan tussen de lokale bevolking en de Indonesische overheid. Uiteindelijk was ik daar vooral mee bezig.”
Hoe zag je promotietraject eruit?
“Mijn eerste promotievoorstel werd afgekeurd. Voor mijn tweede promotievoorstel, een vergelijkende studie naar ontwikkelingsprocessen bij drie minderheidsgroeperingen in Indonesië, kreeg ik wel een beurs. Ik dacht dat ik doe wel even omdat ik al de nodige ervaring had, maar na mijn veldwerk ging ik als antropoloog werken op het gebied van milieu en ontwikkelingsvraagstukken voor het Centrum voor Milieukunde (CML), nu Instituut voor Milieuwetenschappen.
“Voor deze nieuwe baan reisde ik dikwijls naar Indonesië, en elke keer dat ik er was zag ik nieuwe dingen die ik wilde meenemen in mijn proefschrift. Ook was ik verantwoordelijk voor een veldstation in de Filippijnen dat ook de nodige aandacht vroeg. Daarom duurde mijn promotietraject uiteindelijk bijna 10 jaar”.
Wilde je altijd al hoogleraar worden?
“Nee, ik was er eigenlijk nooit mee bezig. Ik had het erg naar mijn zin bij het CML, en het interdisciplinaire karakter beviel me goed. We hadden een fantastisch team en we deden goed werk op het gebied van onderwijs en onderzoek. Veel kans om hoogleraar te worden was er ook eigenlijk niet. Op het CML was er maar één hoogleraar en bij antropologie liep het aantal hoogleraren vanwege bezuinigingen alleen maar terug.
“Tijdens een reorganisatie bij het CML kwam Prof. Peter Nas met het voorstel om terug te keren naar CA-OS. Bovendien deed zich via het International Institute of Asian Studies (IIAS) de mogelijkheid voor om hoogleraar te worden op het gebied van Milieu en Ontwikkeling. Officieel ben ik hier per 1 juli 2009 benoemd als Hoogleraar Milieu en Ontwikkeling”.
Wat is het hoogtepunt van je hoogleraarschap?
“Dat is niet één gebeurtenis. Ik vind het begeleiden van promovendi het leukste aspect van hoogleraar zijn. De onderzoekers zijn primair met hun eigen onderzoek bezig en het is mijn taak hen zo goed mogelijk daarbij te begeleiden. Ik leer daar zelf ook heel veel van. Als het enigszins mogelijk is probeer ik een PhD student ook altijd minstens één maal in het veld te bezoeken om een goede indruk te krijgen van de lokale omstandigheden. Dat geldt zeker voor gebieden waar ik nog niet eerder geweest ben zoals recentelijk in Kenia, India en Nepal.”
Wat is volgens jou de toekomst van antropologie?
“Ik hoop van harte dat de antropologie als discipline de positie en kracht kan behouden die ze altijd gehad heeft en dat de discipline niet gemarginaliseerd zal worden binnen alle vernieuwingen en spanningen binnen de universiteit. De basis van antropologie is en zal ook blijven: goede etnografie. De kern is het leren onderzoeken, analyseren en beschrijven van wat mensen doen en denken. Dat geldt voor lokale gemeenschappen maar ook voor het begrijpen van overheden, bedrijven en allerlei andere instanties: hoe denken ze over bepaalde problemen en wat voor oplossingen staan hen voor ogen.
“De waarde van de antropologie zit ook zeker in de bijdrage die geleverd kan worden bij het onderzoeken en helpen oplossen van maatschappelijke problemen. Ook in het kader daarvan is het noodzakelijk samenwerking te zoeken met andere vakgebieden die voor specifieke problemen van belang zijn. Ik denk dat dit element van positionering van antropologie binnen interdisciplinaire verbanden wel wat sterker aangezet zou kunnen worden."
Laatste vraag: hoe zie je je eigen toekomst?
“Ik ga voorlopig nog geen memoires schrijven! Ik begeleid nog een flink aantal promovendi die me aardig bezig houden. Daarnaast liggen er wat publicaties over verschillende onderwerpen die afgemaakt moeten worden. En ik zit nog in een adviescommissie van het Ministerie van I&M. Verder participeer ik nog in een aantal professionele netwerken zoals die op het gebied van eiland-studies.
“Maar eerlijk gezegd: ik zit niet meer ieder ochtend braaf om 7.30 op de fiets richting Leiden. En er is wat meer tijd voor ontspanning, familie, vrienden, muziek, fietsen en lezen. En verder is het devies zoals het lang geweest is wat betreft allerlei activiteiten: go with the flow!”
Indigenous Peoples and Natural Resource Management
Naar aanleiding van Prof. dr. Gerard Persoon's pensionering en ter ere van zijn werk organiseert het Instituut Culturele antropologie en ontwikkelingssociologie op 23 oktober een internationaal symposium. Meer informatie over dit afscheidssymposium vind je hier.