Queen’s English is de norm, maar hoe lang nog?
Engelsen hebben een groot normbesef als het gaat om taal: in formele situaties hoor je beschaafd Engels te spreken. Toch zijn de meesten tijdens het dagelijks taalgebruik wel een stukje milder in hun oordeelen bepaalde zinsconstructies te vermijden. Dat blijkt uit een onderzoek van taalkundige Carmen Ebner. Promotie op 5 september
Net zoals er onder Nederlanders bepaalde taalergernissen bestaan – over het gebruik van hun hebben of kennen in plaats van kunnen – winden Engelsen zich op over allerhande taalvarianten. ‘Een van de bekendste is split infinitive’, licht Ebner toe, ‘waarbij een werkwoordscluster wordt onderbroken door een bijwoord: ‘He refused to even think about it’!’ Het woordje even staat hier op een wel erg ongebruikelijke plek. Andere voorbeelden zijn: het gebruik van I in plaats van me in ‘Between you and I’ (onder ons gezegd), of het moderne woordje like in ‘The restaurant is like two minutes up the road’ (het is zeg maar twee minuten lopen).
Over dit soort taalvormen wordt veel geklaagd op internetfora, of in ingezonden brieven in de krant. Maar vaak wordt het debat gedomineerd door zogenoemde prescriptivisten – mensen die bepaalde normen voor willen schrijven. Daartegenover staan de taalkundigen die zichzelf descriptivisten noemen: zij beschrijven enkel hoe mensen taal gebruiken, maar laten zich niet uit over goed of fout. De mening van de grote meerderheid wordt vaak buiten beschouwing gelaten. Vandaar dat Ebner nu eens de waardeoordelen van deze groep in kaart wilde brengen.