'Belangrijk onderzoek voor wetenschap en praktijk'
Op woensdag 13 september verdedigt Tess de Jong haar proefschrift ‘Procedurele waarborgen in materiële EVRM-rechten’. De verdediging begint om 16.15 uur, in het Academiegebouw van de Universiteit Leiden, Rapenburg 73. Promotores zijn prof. mr. T. (Tom) Barkhuysen en prof. mr. Y.E. (Ymre) Schuurmans.
Procedurele eisen
In het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en fundamentele vrijheden (EVRM) brengen de artikelen 6 (eerlijk proces) en 13 (effectief rechtsmiddel) procedurele verplichtingen met zich waaraan de Staten zich moeten houden. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens ontleent echter steeds vaker ook aan materiële Verdragsrechten procedurele eisen. Deze extra verplichtingen gelden dus bovenop de procedurele verplichtingen die artikel 6 en 13 EVRM met zich brengen. In het promotieonderzoek van Tess de Jong staan deze procedurele verplichtingen centraal. Hierbij gaat het om de procedurele waarborgen die het EHRM heeft ingelezen in materiële EVRM-rechten als het recht op leven (artikel 2), het folterverbod (artikel 3), het recht op de bescherming van het privé- en familieleven (artikel 8) en het eigendomsrecht (artikel 1 EP). De EHRM-jurisprudentie is door een bestuursrechtelijke bril bestudeerd, en dit betekent dat de bevindingen met name voor dit rechtsgebied van belang zijn. Daarnaast is in het promotieonderzoek gekeken in hoeverre deze extra procedurele eisen van toegevoegde waarde zijn ten opzichte van de reeds bestaande procedurele eisen op grond van de artikelen 6 en 13 EVRM.
Indirecte procedurele eisen
Om een compleet beeld te krijgen van de procedurele verplichtingen die tot stand zijn gekomen in de omvangrijke EHRM-jurisprudentie, is de toetsingspraktijk van het Hof zelf ook relevant en is daarom ook in dit onderzoek betrokken. Wanneer het Hof in Straatsburg namelijk een uiteenlopende toets hanteert bij het beoordelen van de feiten en het bewijs(materiaal), kan dit (aanzienlijke) verschillen opleveren met de nationale wijze van toetsen. Kennis van de meer indirecte verplichtingen die voortvloeien uit de toetsingswijze van het EHRM zelf, stelt de nationale autoriteiten (bestuur en rechter) beter in staat om te anticiperen op de beoordeling van het EHRM en zo meer EVRM-conforme nationale procedures in te richten.
Hoe ingrijpender de inmenging, hoe strikter de procedurele eisen
In dit onderzoek is gekeken of het mogelijk is meer algemene conclusies te trekken uit de casuïstische EHRM-jurisprudentie. Dit is het geval. Wanneer een inmenging in een EVRM-recht zeer ingrijpend is, en de gevolgen mogelijk onomkeerbaar zijn, is dit voor het EHRM reden om de procedurele eisen waaraan de nationale autoriteiten moeten voldoen op te schroeven en de naleving van deze eisen streng(er) te toetsen. Ook het behoren tot een kwetsbare groep of het belang van een minderjarig kind dat op het spel staat, zijn van invloed op de zorgvuldigheid waarmee de procedurele verplichtingen dienen te worden nageleefd. Bovendien kunnen het type procedurele verplichting en de omstandigheden van het geval ertoe leiden dat in de voorfase, dus voorafgaand aan de rechterlijke fase, de verplichtingen al gelden en het bestuur dus aan zet is. Tot slot volgt uit deze studie dat binnen het (uniformerende) bestuurs(proces)recht ruimte moet zijn om te differentiëren al naar gelang de belangen die op het spel staan, om zo aan te sluiten bij de op maat beoordeling van het EHRM.
Over de auteur
Tess de Jong heeft van 2011 tot en met 2016 aan haar promotieonderzoek gewerkt bij de Leidse afdeling Staats- en bestuursrecht. In deze periode heeft zij naast het doen van onderzoek ook veel onderwijs verzorgd in bestuurs(proces)rechtelijke bachelor- en mastervakken. Momenteel werkt zij als beleidsmedewerker bij de directie Patiënt en Zorgordening van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.
Prof. mr. T. Barkhuysen over Tess de Jong
“Tess de Jong heeft voor de wetenschap en praktijk heel belangrijk onderzoek gedaan. Dit kan bijdragen aan eerlijkere bestuurlijke en rechterlijke procedures in Nederland. Zij heeft als eerste integraal onderzocht of uit het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens behalve al bekende procedurele vereisten ook nog andere eisen op dit vlak voortvloeien. Dat is vernieuwend temeer omdat zij daarbij ook inspiratie put uit de wijze waarop de Europese rechter in daar aanhangige zaken zelf toetst. Voor Nederlandse procedures is de les dat naarmate het belang dat aan de orde is fundamenteler is of de betrokken persoon kwetsbaarder er een zorgvuldigere en diepgaandere procedure moet zijn. Dat is spannend omdat er nu nog vaak één standaardprocedure geldt.”
“Tess heeft een moeilijk onderzoek tot een heel mooi einde gebracht. Ze heeft bergen werk verzet en haar resultaten op heldere en inzichtelijke wijze verwoord in de dissertatie. Haar boek heeft een heel belangrijke betekenis voor wetenschap en praktijk.”