Is de ‘diplomademocratie’ te stoppen?
Bijna alle Tweede Kamerleden, bewindslieden en ambtenaren zijn hoogopgeleid. Tegelijkertijd heeft de overgrote meerderheid van de stemgerechtigden een lagere of zelfs geen opleiding. Hoe problematisch is dat? Twee nieuwe boeken waarschuwen voor deze opleidingskloof tussen burger en bestuurder.
Wie enkele tientallen jaren geleden naar de samenstelling van de Tweede Kamer keek, zag een redelijk evenwichtige afspiegeling van het opleidingsniveau binnen de samenleving. Notabelen en aristocraten deelden het pluche met voormalig arbeiders en boeren. Met name de confessionele en sociaaldemocratische partijen hadden veel Kamerleden in de gelederen met een laag opleidingsniveau maar veel praktijkervaring op de werkvloer.
Inmiddels is de Tweede Kamer zo mogelijk nog diverser geworden. Allochtonen, vrouwen en seksuele minderheden zijn goed vertegenwoordigd. Tegelijkertijd is het opleidingsniveau van de Kamerleden de laatste decennia flink toegenomen. In de huidige samenstelling heeft maar liefst 96 procent van de Kamerleden een hbo-opleiding of hoger. Ter vergelijking: zo’n 70 tot 80 procent van de stemgerechtigden heeft dat niet.
Opleiding als scheidslijn
Dus rijst de vraag: is dat verontrustend? Ja, meent bestuurskundige Anchrit Wille van de Universiteit Leiden. Zij schreef samen met Mark Bovens (Universiteit Utrecht) het toonaangevende boek Diplomademocratie (2010), dat nu ook in het Engels verschijnt. ‘Degenen met de hoogste opleidingen domineren in vrijwel alle belangrijke politieke en maatschappelijke functies,’ zei ze op 3 juli tijdens de boekpresentatie in het Wijnhavengebouw van de Universiteit Leiden. ‘Zo is opleiding inmiddels dé scheidslijn die de samenleving verdeelt. Al hebben we inmiddels honderd jaar algemeen kiesrecht, er is een nieuwe vorm van ongelijkheid voor in de plaats gekomen.’
Die diplomademocratie – ofwel ‘meritocratie’ – kan ervoor zorgen dat lager opgeleiden zich niet vertegenwoordigd voelen in het democratisch bestel. Dat kan weer resulteren in lage verkiezingsopkomsten: in de Europese verkiezingen stemt slechts een derde van de kiesgerechtigden. Wille: ‘Daarnaast is boekenwijsheid niet hetzelfde als burgerkennis. Dat maakt het voor politici lastiger om zich in te leven in de zorgen en wensen van de burger.’ Andersom zorgt het er vaak voor dat lager opgeleide burgers minder vertrouwen hebben in politici.
Economische agenda opdringen
Kennis is dus macht. Dat blijkt ook wel uit het boek The Power of Economists within the State van bestuurskundige Johan Christensen van de Universiteit Leiden (zie hoofdafbeelding). Hij onderzocht welke invloed economen hadden op het nationale economische beleid in Nieuw-Zeeland, Ierland, Noorwegen en Denemarken. Die invloed blijkt aanzienlijk. Landen waar veel economen op het ministerie werken (Nieuw-Zeeland en Noorwegen), gingen veel verder in het invoeren van neoklassieke economische maatregelen. Het leidde bijvoorbeeld tot de privatisering van staatsbedrijven en de liberalisering van internationale handel.
‘Ambtenaren met een economieopleiding zijn natuurlijk beter in staat om ministers en staatssecretarissen te adviseren,’ aldus Christensen. ‘Tegelijkertijd is iemands vooropleiding nooit waardevrij. Je ziet dat de economen in Nieuw-Zeeland en Noorwegen vaak op tamelijk agressieve manier een agenda opdrongen die nauw aansloot bij het dominante economische denken van die tijd.’ Juist lager opgeleiden zijn vaak geen voorstander van deze verregaande liberalisering. Dat zie je bijvoorbeeld aan de standpunten over Europa of arbeidsmigratie.
Meekijken én invloed uitoefenen
Demissionair staatssecretaris Jetta Klijnsma (Sociale zaken en werkgelegenheid) herkent de problematiek maar al te goed. ‘We moeten de toegang tot het openbaar bestuur begaanbaar houden voor mensen met een lagere opleiding,’ stelde ze toen ze beide boeken in ontvangst nam. ‘Het moet voor iedereen mogelijk zijn om niet alleen vanaf de zijlijn mee te kijken naar het politieke spel, maar ook fundamentele invloed uit te oefenen. Helaas moeten we constateren dat dat niet altijd lukt.’
Of toch wel? Mark Bovens ziet de opkomst van populistische partijen als een ‘mogelijk herstel van de oude orde’. Stemmers met een lagere opleiding dwingen op die manier alsnog de gevestigde partijen om hun partijprogramma’s aan te passen. Eén ding blijft echter opvallen: ook die populistische partijen hebben vaak hoogopgeleiden aan het roer.