Archivering e-mail vooraanstaande wetenschappers
Een van de taken van de UBL is het beheren van academisch erfgoed, waaronder brievencollecties en wetenschappelijke archieven van vooraanstaande onderzoekers. Veel van dat materiaal is tegenwoordig digitaal en e-mail is een belangrijke vorm van communicatie. Vandaar dat de UBL start met een pilot voor het verzamelen, duurzaam beheren, en uiteindelijk het beschikbaar stellen van e-mailarchieven.
E-mailarchivering
De brievencollecties en wetenschapsarchieven die bewaard worden bij Bijzondere Collecties vormen een onmisbare bron voor de bestudering van de ontwikkeling van het onderwijs en onderzoek in de verschillende faculteiten van de Universiteit Leiden. Bovendien dragen ze bij aan het inzicht in de ontwikkeling van de wetenschap in verschillende vakgebieden in het algemeen, zowel nationaal als internationaal. Om ook in de toekomst dergelijk onderzoek mogelijk te maken, is de UBL een proef gestart voor het archiveren van e-mails. Verkend wordt welke aanpassingen gedaan moeten worden aan bestaande processen en technische infrastructuur om e-mailarchieven efficiënt te verzamelen, verwerken, beheren en beschikbaar te stellen. De proef richt zich in eerste instantie op de e-mailarchieven van Leidse hoogleraren en in samenwerking met enkelen van hen zal gekeken worden hoe hun digitale materiaal, waaronder e-mails, ondergebracht zou kunnen worden in de UBL.
Brievencollecties en archieven
Volgens een globale schatting bevatten de westerse handschriftencollecties en archieven van de UBL ca. 500.000 brieven. Een groot deel daarvan bestaat uit geleerdencorrespondentie, zoals bijvoorbeeld van Justus Lipsius (1547-1696), Carolus Clusius (1526-1609) en Christiaan Huygens (1629-1695), maar ook van meer moderne wetenschappers zoals van Johan Huizinga (1872-1945) en Heiko Miskotte (1894-1976). Een ander groot bestanddeel bestaat uit literaire correspondentie, grotendeels ondergebracht in de collectie van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde. Ook in diverse archieven is correspondentie te vinden, zoals in de uitgeversarchieven van Sijthoff en Bohn, maar ook in de vele hoogleraarsarchieven en de Universiteitsarchieven.