Beelden uit een gesloten land
De Universiteit Leiden heeft een unieke verzameling Noord-Koreaanse propagandaposters gedigitaliseerd. Die posters leren ons veel over de (gedachte-)samenleving van het gesloten land, zegt universitair docent Koreastudies Koen De Ceuster. Hij laat het zien aan de hand van enkele posters uit de collectie.
‘Laten we de sociale orde handhaven!’ (⇒)
De Ceuster: ‘Dit is één van de 1200 gedigitaliseerde posters. Dit exemplaar stamt uit 1957, slechts enkele jaren na het einde van de Koreaanse oorlog, toen het land in volle heropbouw was. Noord-Korea spiegelde zich daarbij aan een Sovjet-Russische stedelijke moderniteit. Die moderne stad is een ‘ordelijke stad’, waar zelfdiscipline en respect voor authoriteit het openbare leven in goede banen leiden. Om dat te verwezenlijken moeten burgers hun onbesuisde gedrag aanpassen en meer zelfdiscipline aan de dag leggen. Kortom, ook in het onafhankelijke Noord-Korea gaat moderniteit hand in hand met controle en zelfcontrole. Ordnung muss sein, ook in Noord-Korea.’
‘Laten we collectief de spoorwegen steunen!’
‘Een poster is vaak zeer gelaagd. In eerste instantie is het een communicatiemiddel dat tot doel heeft de bevolking warm te maken voor de politieke en economische doelstellingen die de staat heeft afgekondigd. Daarnaast geven ze ook een beeld van de sociale normaliteit in Noord-Korea. Neem deze poster uit 1969 die goederentransport centraal stelt. De spoorwegen zijn een chronische flessenhals in de uitvoering van het Noord-Koreaanse economische beleid. Het plaatje is helder: niets mag de vlotte doorstroom van goederenvervoer in de weg staan. Wat dat in de praktijk voor burgers betekent, wordt in vier aparte frames verder uitgewerkt: meer en beter spoormaterieel, mechanizering van het laden en lossen, treinen voorrang verlenen bij spoorwegovergangen. Het derde frame is het interessantst: het onderhoud van spoorwegbermen is hier voorgesteld als een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de lokale bevolking. Zowel mannen, vrouwen als schoolkinderen werken eraan mee. Die collectieve verantwoordelijkheid voor de publieke ruimte is wel vaker een posterthema. Eigenlijk zegt deze plaat dat corvee-arbeid een sociale plicht is. Het normaliseert de onbetaalde mobilisering van de bevolking. Sterker nog, omdat dit ‘normaal’ is, stel je je aan sociale druk bloot indien je je aan deze sociale plicht onttrekt.’
‘Lang leve de Thesis over de problematiek van het socialistische platteland!’
‘Je ziet op deze poster uit 1974 mooi hoe Noord-Korea obsessief geloofde in modernisering als de knechting van de natuur. Het staat in het verlengde van de Juche-ideologie die Noord-Korea in 1972 opnam in de grondwet. De mens heerst autonoom. Dat betekent dat de natuur zich dient te schikken naar de wil van de mens. In 1964 publiceerde Kim Il Sung zijn thesis over de plattelandsproblematiek, waarin hij opriep tot herverkaveling van het land, electrificatie, uitbreiding van irrigatie, mechanisering in de landbouw en het gebruik van kunstmest. Het geïdealiseerde strakke landschap in deze poster toont hoe een welvarend dorp in de geest van die thesis er uit hoort te zien. Alles staat in het teken van geïndustrialiseerde landbouwproductie, niets lijkt aan de aandacht te ontsnappen. Dit is echter vooral een poster over ideologie en personencultus. De thesis uit 1964 is opgegaan in de grotere ‘drie revoluties’ waaruit de Juche-ideologie is opgebouwd. De vlaggen aan de linkerkant bezingen die ideologische, technologische en culturele revolutie. Dat wordt duidelijk door het boek dat een man op de tweede rij onder de arm heeft: Over Juche in onze revolutie uit 1970. Maar uiteindelijk gaat deze poster vooral over de auteur van die plattelandsthesis, tevens de auteur van het traktaat: president Kim Il-sung, wiens naam geprezen wordt in het bannier dat aan een ballon hangt naast de hooggehouden thesis. Concluderend kun je stellen dat de tiende verjaardag van de publicatie van de plattelandsthesis een aanleiding is om Kim Il-sung in de spotlight te zetten. De visuele opbouw van het plaatje bevestigt dit: de bevolking juicht de leider toe.’
‘Er is geen excuus meer om nog langer te blijven: Amerikaans leger, vertrek meteen!’ (⇒)
‘In 1992 sloten Noord- en Zuid-Korea een verdrag over non-agressie, verzoening, uitwisseling en samenwerking. Noord-Korea greep het verdrag aan om te suggereren dat beide landen het vertrek van Amerikaanse troepen uit Zuid-Korea eisten. Deze eigenzinnige interpretatie van het basisakkoord is visueel interessant uitgewerkt. De beide handen staan voor Noord- en Zuid-Korea, die gezamenlijk de Amerikaanse soldaat het land uit sturen. Wat bovenal boeiend is, is de dominantie van Noord- over Zuid-Korea. In de titel van het akkoord wordt hier eerst Noord-Korea vermeld. Daaruit leren we dat de hand aan die kant de Noord-Koreaanse hand is. Opvallend is dat die hand hoger aanzet dan de Zuid-Koreaanse hand en scherper afgelijnd is. Bovendien kijkt de geïntimideerde Amerikaan vol angst naar de Noord-Koreaanse hand. De boodschap is duidelijk: Noord-Korea neemt hier het voortouw. Dat is zowat het enige wat de Noord-Koreaanse bevolking moet onthouden. Zij kunnen de tekst van het akkoord bovendien niet zelf lezen, want die is expres vaag weergegeven. De uitvoering van het akkoord bleek uiteindelijk overigens een dode letter, omdat een nucleaire crisis later in het jaar de internationale spanning alweer opdreef.’