'Nou koest, nou kalm'. De ontwikkeling van de Curaçaose samenleving, 1915-1973
Op 15 juni aanstaande promoveert Margo Groenewoud op het proefschrift: ‘Nou koest, nou kalm’. De ontwikkeling van de Curaçaose samenleving, 1915-1973: van koloniaal en kerkelijk gezag naar zelfbestuur en burgerschap. De promotoren zijn prof. dr. Gert Oostindie (Leiden), dr. Rose Mary Allen (Curaçao) en dr. Vefie Poels (Nijmegen).
Leids historicus Margo Groenewoud (MA, 1994) woont en werkt sinds bijna tien jaar op Curaçao. Zij wil met deze sociaalhistorische studie bijdragen aan een beter en meer volledig inzicht in de ontwikkeling van de Curaçaose samenleving in de twintigste eeuw.
De Curaçaose samenleving raakte na de komst van de olieraffinaderij in 1915 in alle opzichten - demografisch, economisch en sociaal - in een stroomversnelling. In de jaren ’40 kwam de koloniale status van het eiland ter discussie te staan en in het verlengde hiervan werden democratie en zelfbestuur geïntroduceerd. De grote volksmassa van overwegend Afro-Curaçaose katholieken was tot dat moment vrijwel volledig op afstand gebleven van participatie in de midden- en hogere klasse én van politieke inspraak.
De rol van de katholieke kerk
Groenewoud was vooral geïnteresseerd in de rol van de katholieke kerk, aangezien bij aanvang van deze periode de Afro-Curaçaose bevolking niet alleen vrijwel volledig katholiek was, in tegenstelling tot de joods-protestantse elite, maar ook in belangrijke mate afhankelijk van de kerk. Zij concludeert dat in de periode 1915-1973 sprake bleef van een bewuste instandhouding van de sociale orde en geringe sociale mobiliteit van de Afro-Curaçaose onderklasse, gemiddeld ca 70% van de bevolking. Dit hing direct samen met de positie die de katholieke kerk met impliciete goedkeuring en deels met steun van de koloniale overheid en het bedrijfsleven in de Curaçaose samenleving innam. Bepalend was een sterk gedifferentieerd onderwijsaanbod, dat voor de volksmassa tot in de jaren ’60 zeer beperkt bleef. De fundamentele invloed van de katholieke kerk volgde uit het feit dat deze vrijwel het volledige onderwijsveld en de toegang tot informatie beheerste. De katholieke gezagsdragers pasten strikte selectie- en uitsluitingsmechanismen toe en investeerden - overigens net als het koloniale gezag - zeer beperkt in sociale ontwikkeling. De kerkleiding deed dit mede vanuit hun opvatting dat de katholieke Afro-Curaçaose volksklasse merendeels niet rijp was voor maatschappelijke participatie en democratisch burgerschap.
‘Altijd maar nou koest nou kalm’
Dat door de vermenging van (laat-)koloniaal en kerkelijk gezag sprake was van een kwalijke structuurfout werd vanaf de jaren ’50 door enkele individuen aangekaart, maar dit kon tot begin jaren ‘70 grotendeels standhouden. Bisschop J.M. Holterman kwam pas na de geweldsuitbarsting van 30 mei 1969 op Curaçao tot een soortgelijk inzicht, toen hij de houding van de kerk ten aanzien van de Afro-Curaçaose bevolking kritisch typeerde als: ‘altijd maar nou koest nou kalm’.
Sociaalhistorisch is Curaçao, zoals dit onderzoek laat zien, in veel opzichten bijzonder ten opzichte van andere Caribische eilanden, andere Nederlandse (voormalige) koloniën en de andere Nederlandse Antillen. Het beeld van de laatkoloniale samenleving is opmerkelijk maar niet zelden pijnlijk, met hardnekkige patronen van achterstand en uitsluiting. Tegelijkertijd toont deze studie groepsoverstijgende steunstructuren, maar ook krachtige grassroots netwerken die zich in de jaren ’40 ogenschijnlijk ‘vanuit het niets’ konden vormen. Juist in de bestudeerde situaties van achterstand, armoede en afhankelijkheid valt het menselijke vermogen op om het beste te maken van een moeilijke situatie. Deze studie laat bijvoorbeeld het vermogen zien van selectieve absorptie, de wijsheid van de bevolking om een intuïtief onderscheid te kunnen maken tussen katholicisme en klerikalisme, tussen religie en politiek, een scala aan overlevingsmechanismen en de oikos als effectieve samenlevingsvorm in de rurale gebieden. De studie sluit af met aanbevelingen voor vervolgonderzoek ten aanzien van onder andere onderwijsachterstand op Curaçao en burgerschapsvorming in de (laat)koloniale context.