Het revolverende fonds kent verschillende verschijningsvormen
De afgelopen jaren is - en nog steeds wordt - vaak gekozen voor een revolverend fonds als instrument om publiek geld weg te zetten in de maatschappij. Afgelopen 29 mei bleek dat deze keuze pas de eerste is van een lange reeks vragen, keuzes en afwegingen. In een leersessie met ruim twintig experts werden verschillende mogelijkheden belicht en bediscussieerd.
De leersessie maakt deel uit van een reeks die wordt georganiseerd door de Universiteit Leiden, de provincie Zuid-Holland en de provincie Noord-Brabant in samenwerking met de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur. Medewerkers met verschillende achtergronden van de provincies Noord-Brabant, Zuid-Holland, Overijssel en Gelderland en de Rekenkamer Oost-Nederland en experts van de Universiteit Leiden, de Universiteit van Maastricht en de Nederlandse School voor Openbaar Bestuur hebben zich een middag over het revolverende fonds gebogen. Daarnaast waren uitvoerders en adviseurs uit de (publiek-)private sector (InnovationQuarter, Fakton City Deal, PWC, ERAC) aanwezig die ervoor zorgden dat het onderwerp vanuit verschillende invalshoeken werd besproken.
Het doel van deze bijeenkomst was meer inzicht te krijgen in de variaties van het revolverende fonds en de beweegredenen om voor verschillende vormen te kiezen. Aan de hand van het Groen Ontwikkelfonds Brabant als casus werd duidelijk in welke gevallen een fonds wenselijk is, bijvoorbeeld als afstand tot de politiek tot betere resultaten leidt of als de nodige expertise niet aanwezig is binnen de overheidsorganisatie. Ook is besproken hoe rechtsstatelijke waarden, zoals transparantie en rechtsbescherming, geborgd kunnen worden in een fonds dat geen subsidies verleent maar werkt met privaatrechtelijke overeenkomsten.
Routekaart voor publieke financiering
De resultaten van de leersessies worden verwerkt in een zogenaamde routekaart die - als onderdeel van een promotieonderzoek - door prof.dr. Willemien den Ouden en Catheel Pino van de Universiteit Leiden wordt ontwikkeld in opdracht van de provincie Zuid-Holland en de provincie Noord-Brabant. Deze methodiek zal bijdragen aan een optimale, transparante, efficiënte en rechtmatige inzet van (financiële) instrumenten die passen bij het werken vanuit een netwerk. Gedurende het onderzoekstraject zullen de resultaten van het onderzoek gedeeld worden met andere overheden.