Eén studie twee wegen
Waar een studie Japanologie toe kan leiden...
Jacinta Hin (54) is recruitment manager en coach
1982-1989: studie Japanologie, 1989-1998: manager Japan Insite, afd. Japan, 1998-2001: senior consultant Oak Associates, 2001-2004: HR manager Headstrong Japan, 2005-nu: recruitment manager Intralox Azië & coach
Hoe kwam je op het idee om Japanologie te studeren?
‘Mijn vader was filmregisseur. Uitgerekend in de tijd dat ik een studiekeuze moest maken, brak in Nederland de Japanse cultuur goed door. Dus liet hij ons veel films zien van Japanse grootmeesters als Akira Kurosawa en Yasujiro Ozu. Ik werd er al snel verliefd op. Het was zó exotisch. En het kwam precies op het moment dat ik mijn wereld wilde verbreden, wilde ontdekken wat er buiten mijn geboorteplaats Amsterdam nog te zien was.’
En hoe beviel de studietijd?
‘Ik herinner me vooral de exclusiviteit. We kregen les in het statige Arsenaal, en de hoogleraren waren erg chic en voornaam. Zo werd ik gedurende mijn hele studietijd met ‘u’ en ‘mevrouw’ aangesproken, iets wat ik in Amsterdam niet gewend was. Ik vond de studie erg interessant, ook omdat er veel aandacht was voor cultuur. Dat gold niet voor iedereen. We begonnen met een mannetje of twintig, maar in het derde collegejaar waren we nog maar met z’n tweeën over. We werden dikke maatjes en studeerden vaak bij elkaar thuis. En we kregen ook nog eens privéles.’
Je vertrok in 1989 naar Japan, en woont daar nog altijd.
‘Ik vertrok al snel na mijn studie, om te werken voor een Nederlands bedrijf dat marktonderzoek doet in Japan. Tokio was in die dagen één groot feest. Ik kende veel jonge Nederlanders die daar ook werkten, en liep zo ongeveer op de eerste dag al mijn Japanse echtgenoot tegen het lijf. Maar op een gegeven moment ontdek je ook een andere realiteit
achter het sprookje Japan. Je zult bijvoorbeeld altijd een buitenstaander blijven. Dat moet je kunnen accepteren. Ik heb buitenlanders gezien die zich volledig probeerden onder te dompelen, maar later tegen een muur aanliepen. Ik heb er bewust voor gekozen om voor buitenlandse bedrijven te werken, en een Japanse én internationale vriendenkring
te onderhouden. Ik ben na bijna dertig jaar nog steeds geen Nederlandse Japanner, maar nog altijd een Nederlander in Japan.
Martin van der Arend (54) werkt in de voedselindustrie
1982-1989: studie Japanologie & Economie, 1990-1996: accountmanager Azië Meyn Food Processing Technology,
1996-1998: vertegenwoordiger Unicoop Japan Düsseldorf, 1999-2012: verkoopdirecteur Vriesekoop BV, 2013-nu: sales
manager Frisia Food en zelfstandig ondernemer
Japanologie is geen alledaagse studie. Waarom maakte je deze keuze?
‘Ik was vrij goed in talen, en ook commercie interesseerde me. Toen de deadline voor inschrijving naderde, heb ik voor Japanologie gekozen. Dat was geen weloverwogen keuze. Ik was niet al van jongs af aan bezeten door samoeraikrijgers en het zenboeddhisme, zoals veel van mijn jaargenoten. Die zaten bij wijze van spreken mediterend
in het lokaal. Wonderlijk genoeg is dat mijn redding geweest. Veel anderen begonnen met te hooggespannen
verwachtingen aan de studie, en zij waren niet voorbereid op de schoolsheid van het eerste collegejaar. Ik was een van de weinigen die dat volhielden.’
Je huidige werk heeft weinig raakvlakken met Japan.
‘Dat klopt, ik vertegenwoordig nu bedrijven in de voedselverwerkende industrie. Maar daar ben ik terechtgekomen door mijn kennis over Azië, en over Japan in het bijzonder. Jarenlang heb ik bedrijven geholpen om Aziatische afzetmarkten
aan te boren. Japanners zijn erg bedachtzaam. Dat maakt het voor westerse bedrijven vaak lastig om daar te ondernemen. Ik heb met veel plezier de rol van intermediair vervuld, maar uiteindelijk heeft het ook mij opgebroken. Toen ik in Duitsland agrarische machines moest inkopen voor export naar Japan, dacht ik bij mezelf: wat is dit toch een lastige cocktail van botsende culturen. Ik was opgelucht toen ik terug naar Nederland kon.’
Wat is je bijgebleven van je studententijd in Leiden?
‘De tijd dat ik op kamers zat heeft me gevormd, ongeveer op dezelfde manier als mijn tijd in Japan. Je begint helemaal alleen in een onbekende wereld, in een leven zonder structuur. Vaak heb je geen aanwezigheidsplicht op college. En ook je scriptie moet je zelf zien af te ronden. Bijna iedereen gaat door een dal, maar als je sterk genoeg bent, trek je jezelf weer uit het moeras. Dat geeft je enorm veel zelfkennis. Dat merkte ik later op sollicitaties: ging de keuze tussen mij en iemand die thuis bleef wonen, dan had ik een streepje voor. Ik kan het iedere aankomend student aanraden.’