Studeren met een beperking: 'Toegankelijkheid alleen is niet voldoende'
Hoe maken we studeren gemakkelijker voor studenten met een functiebeperking? Die vraag staat centraal tijdens een openbare conferentie op 20 april. Romke Biagioni (Fenestra) vertelt waarom deze conferentie hard nodig is. Kom jij ook?
Waarom wordt deze conferentie georganiseerd?
‘Aan de Universiteit Leiden heeft naar schatting zo’n tien procent van de studenten een functiebeperking. In totaal zijn dat zo’n 2600 mensen. Sommige van hen hebben een fysieke handicap, maar een groot deel kampt juist met een minder zichtbare beperking zoals ADHD of reuma. Bijna al deze studenten ondervinden op één of andere manier hinder bij het studeren of het studentenleven. Die problemen los je niet op door alleen de toegankelijkheid van gebouwen te verbeteren. Je moet ook zoeken naar ondersteuning op maat. Daar willen we met deze conferentie aan bijdragen.’
Waarom is dit het juiste moment?
‘In 2016 namen de Verenigde Naties een verdrag aan om de positie van mensen met een beperking te verbeteren. Dat vereist bijvoorbeeld dat studenten in principe niet meer zelf om hulp hoeven te vragen, maar dat de instelling het gesprek daarover faciliteert. Het College van Bestuur heeft de problematiek al langer op het netvlies, maar dit VN-verdrag is een goede stok achter de deur om in actie te komen.’
Voor wie is de conferentie bedoeld?
‘Allereerst natuurlijk voor studenten met een beperking in de brede zin van het woord: of je nu in een rolstoel zit of epilepsie, autisme, multiple sclerose of coeliakie hebt. Daarnaast willen we ook docenten van harte uitnodigingen. In een eerdere werkconferentie over dit onderwerp bleek dat met name het contact tussen studenten en docenten nog beter kan. Studenten met bijvoorbeeld dyslexie of ADHD krijgen nu al vaak extra tijd bij tentamens en soms latere deadlines. Tegelijkertijd merken we dat deze faciliteiten niet voldoende zijn afgestemd op individuele studenten. Vaak vult de opleiding de behoeften van de student zelf in.’
Wat is de ideale uitkomst van de conferentie?
‘Hopelijk gaan studenten en docenten tijdens de bijeenkomst het gesprek aan. Het moet op termijn leiden tot meer begrip tussen beide groepen. Als de docent weet wat de behoeften van de student zijn, is hij of zij waarschijnlijk beter in staat om maatwerk te leveren. Juiste de kleine dingen kunnen een groot verschil maken. Tegelijkertijd krijgt de student beter inzicht in de behoeften van de docent: het is niet altijd gemakkelijk om goed inclusief onderwijs te geven. Ook studenten met een functiebeperking moeten uiteindelijk immers aan de eindtermen voor een bachelor of master voldoen.’
Functiebeperking in cijfers
Aan de Universiteit Leiden studeren naar schatting zo’n 2600 mensen met een functiebeperking. Dat is tien procent van het totaal aantal studenten.
Binnen die groep is de onderverdeling als volgt:
In de categorie leerstoornissen vormen studenten met dyslexie de overgrote meerderheid (98 procent). De overige studenten kampen met dyscalculie (moeite met rekenen) of dyspraxie (moeite met informatieverwerking).
Studenten met een fysieke beperking hebben zeer uiteenlopende klachten of aandoeningen. Dat kan variëren van zintuiglijke beperkingen (slechthorend of slechtziend) tot aandoeningen aan het zenuwstelsel, specifieke organen, het weefsel of het bewegingsapparaat.
In de categorie psychische beperkingen vormt AD(H)D de grootste beperking. Andere studenten hebben te maken met autisme, angststoornissen, depressies of persoonlijkheidsstoornissen (in die volgorde van talrijkheid).
Kijken we naar studieresultaten, dan zien we dat studenten met een functiebeperking het even goed of niet veel slechter doen dan ‘reguliere’ studenten. Dat geldt met name voor studenten met een fysieke beperking, AD(H)D en dyslexie. Studenten met een functiebeperking doen over het algemeen wel wat langer over de studie.