De Grootinquisiteur - De lezing die een toneelstuk werd
Marthe Goudsmit, masterstudent Encyclopedie en Filosofie van het Recht, blikt in dit verslag terug op het toneelstuk over de Grootinquisiteur uit De Gebroeders Karamazov die door Victor Olivier werd verzorgd in januari 2017. Het toneelstuk was een bijzonder welkome toevoeging aan de lezingenreeks Recht en Literatuur 2016/2017.
Op 27 januari was het tijd voor een nieuwe bijeenkomst van Recht en Literatuur Leiden. Een nieuwe locatie, de prachtige Lokhorstkerk, vormde de achtergrond voor een avond recht en literatuur zoals die nog niet eerder heeft plaatsgevonden. In tegenstelling tot de vorm die de avond op eerdere gelegenheden had, zouden er vanavond drie sprekers aan het woord komen – die elkaar alle drie naar een hoger niveau tilden. Hoewel er sprake is van overlappende expertises is het duidelijk dat de specifieke liefde tot het thema van de avond voor alle drie de sprekers op een ander vlak valt.
Het publiek werd die avond dan ook getrakteerd op een bijeenkomst die niet alleen de passie bezit die we van Recht en Literatuur Leiden gewend zijn geraakt, maar ook een bijzondere verdieping van verschillende aspecten van het verhaal betreft. Immers, twee zien meer dan een, en op deze avond zijn er zelfs drie zichtbare perspectieven: Claudia Bouteligier, Timo Slootweg en de Grootinquisiteur vertolkt door Victor Olivier.
De Grootinquisiteur uit ‘De Gebroeders Karamazov’
Claudia Bouteligier opent de avond met een introductie op het verhaal van de grootinquisiteur uit De Gebroeders Karamazov. Deze bevlogen introductie enthousiasmeert zowel liefhebber als leek: het is onmogelijk om naar Claudia Bouteligier te luisteren zonder een stukje van haar liefde voor Dostojevski op te pikken. Wie zich door de enorme omvang van De Gebroeders Karamazov heeft laten weerhouden tot het lezen van het boek moet zich nu toch behoorlijk verleid voelen nog eens een poging te wagen. Op 27 januari beperken we ons echter tot een fractie van het boek: het verhaal van de Grootinquisiteur. Ondanks haar vrees het boek, en waarschijnlijk ook haar geliefde Dostojevski, tekort te doen, weet Claudia in een kort tijdsbestek het doek te beschilderen dat het canvas voor de andere sprekers zal vormen.
Claudia Bouteligier over ‘De Gebroeders Karmazov’
Tegen het eind van de 19e eeuw ziet Rusland zich geconfronteerd met een overgewaaid verlichtingsdenken. Fjodor Dostojevski staat daar niet al te positief tegenover: het verlangen naar een broederschap en een gemeenschap zonder god geeft Dostojevski de overtuiging dat morele waarden vervagen. De rede moet niet verabsoluteerd worden, daar de mens meer is dan de rede alleen – hij is ook irrationeel (hier maken we zelfs een kort uitstapje naar “Aantekeningen uit het ondergrondse”).
Dostojevski schrijft de Gebroeders Karamazov – het eerste deel van een tweeluik waarvan hij het tweede deel nooit zal schrijven – waarin hij nu twee broers aan het woord laat. Iwan, de tweede zoon en rationalist, en Alyosha, de derde zoon die erg religieus is. Door hun gescheiden opvoeding leren de twee elkaar pas tijdens het verhaal kennen, en het gesprek tussen de rationalist en de gelovige gaat over de eeuwige vragen van het leven: wat is de zin van het leven? Houdt god van ons? Alyosha zegt tegen zijn broer: je moet van het leven zelf houden, niet van de zin ervan.
Voor Iwan is die opmerking wellicht moeilijk te verstouwen. Hij wil wel aannemen dat God bestaat, maar accepteert de wereld niet die Hij geschapen heeft. Hij gelooft niet dat je de naaste lief kunt hebben, dat vergeving bestaat of dat die rechtvaardig kan zijn. Maar hij is Christus niet vergeten, zoals Alyosha hem vraagt. Iwan heeft zelfs een gedicht voor hem geschreven. Dit “gedicht” is het verhaal van de Grootinquisiteur.
De Grootinquisiteur: heiligschennis in de Lokhorstkerk?
Claudia Bouteligier werpt haar publiek nu vragen voor de voeten die op deze locatie, de Lokhorstkerk, wellicht beter binnenkomen dan ze ergens anders zouden doen. Is het gedicht heiligschennis? Beledigt het Christus? Of zou het wellicht een lofzang kunnen zijn? Het zijn vragen die nu alvast onze geest mogen prikkelen, en waar we wellicht later weer bij stil kunnen staan.
Claudia Bouteligier
Het gedicht begint met Christus, die terugkeert op aarde. Hij is in Sevilla, waar hij een meisje uit de dood laat opstaan en als Christus herkend wordt. De kardinaal, de Grootinquisiteur, heeft echter geen behoefte aan zijn inmenging, en laat hem naar het gevang brengen.
Ik erger me aan de laatkomer die op dat moment de deur van de zaal dicht laat vallen. Pas wanneer ik omkijk om te zien wie er nu nog naar binnen komt, weet ik dat ik me vergis. De Grootinquisiteur komt binnen, en brengt een bezoek aan Christus in zijn cel.
De Grootinquisiteur in de cel
De Grootinquisiteur richt zich tot Christus, voor wie een stoel gereserveerd gehouden werd. Nu pas kan het publiek zien wie er op die stoel zat – de monoloog van de Grootinquisiteur plaatst ook Christus ineens in deze ruimte. De stem van de Grootinquisiteur schalt door de kerk. Victor Olivier speelt met overtuiging en met een intensiteit die ervoor zorgt dat je hem niet aan durft te kijken. Nadat de eerste vrees afzakt zie je in zijn gezicht de vertwijfeling over Christus. Waarom moest hij nou zo nodig op komen dagen en de Grootinquisiteur hiertoe dwingen, is wat op zijn gezicht te lezen staat. Hij spreekt rustig. De lange stiltes die hij laat vallen jagen angst aan. Deze man meent wat hij zegt.
De Grootinquisiteur:
Christus is gekomen om de mens te storen. Zijn wonderen zouden de vrijheid van de mens om te geloven wegnemen, omdat ze na het zien van die wonderen wel moetengeloven. Christus heeft zijn macht aan de mensen gegeven. Hij zou de mens vrijmaken. De vrije mens heeft zijn vrijheid aan de kerk gegeven, zodat die er nu voor kan zorgen dat de mens gelukkig wordt.
Wie is dit beest? Vraagt de Grootinquisiteur. Wie heeft ons het vuur van de hemel gegeven? Jezus heeft het vuur van de hemel gegeven, maar geen brood. Eerst het brood, en dan de deugd! – het is geen zonde, het is honger. Vrijheid en brood gaan niet samen, want nooit zullen de mensen met elkaar delen. De mensen zeggen: maak ons tot uw slaven, maar geef ons het brood! En mensen zullen denken dat ze nooit vrij kunnen zijn, omdat ze slap, twijfelachtig en angstig zijn. Het is de kerk die voor de mensen zorgt, die ze geeft wat ze nodig hebben, niet Christus. De vrijheid die Christus de mensen gaf is niet hetgeen waar ze behoefte aan hadden. De kerk zal de mensen bedriegen, want ze zullen zeggen dat ze handelen in naam van Christus, maar ze zullen zorgen dat Christus nooit meer in hun midden komt.
De drie verzoekingen
Op dat moment wordt de Grootinquisiteur onderbroken door Timo Slootweg. Het prachtige spel van Victor Olivier moet even wijken. De Bijbelse achtergronden van de Grootinquisiteur worden door Timo Slootweg toegelicht – of uitgelicht, zo men wil. De Grootinquisiteur richt zich tegen Christus en tegen de geest van de liefde.
Timo Slootweg over de drie verzoekingen:
Christus’ boodschap van vrijheid en liefde werkt niet, volgens de Grootinquisiteur. De grotere gerechtigheid van de liefde is onhaalbaar voor de mens. Het is te elitair. Uit liefde voor de mensheid is een aangepast Christendom het hoogst haalbare. Het hoogst haalbare is een barmhartige kerk die voorziet in wat mensen echt willen: brood en veiligheid, verzekering van voortbestaan.
Om zijn verhaal kracht bij te zetten verwijst de Grootinquisiteur naar het verhaal van Christus in de woestijn. Na zijn doop ging hij 40 dagen vasten in de woestijn, waar hij bezocht werd door Satan. Hij wees diens drie verzoekingen af, maar nu heeft de kerk ze alsnog aangenomen. Dat is wat de Grootinquisiteur Christus verwijt, dan wel mededeelt: uit liefde voor de mens had Christus het aanbod van Satan aan moeten nemen.Liefde is immers het geven van wat iemand begeert, aldus de Grootinquisiteur, en de kerk heeft de wereld gegeven wat die wilde hebben. De eeuwigheid maakt niet gelukkig: laat de grote massa’s maar denken dat ze via de kerk bij God komen, uit barmhartigheid moeten we liegen.
DE EERSTE VERZOEKING
De eerste verzoeking die Christus afwees was de uitdaging om van stenen brood te maken. Na veertig dagen vasten had Christus honger, maar gaf Satan desondanks als antwoord: de mens leeft niet van brood alleen maar van ieder woord dat komt uit de mond van God. De Grootinquisiteur zegt echter dat Satan de waarheid heeft gesproken. De vrijheid van Christus is te veel. Brood staat voor het geheel aan aardse behoeften, en de Grootinquisiteur meent dat een bevrediging van deze slaafse behoeften in ruil voor gehoorzaamheid beter was geweest voor de mens dan het
hebben van vrijheid. De mens onderwerpt zich nu dan ook aan diegene die het voortbestaan van de mens veiligstelt.DE TWEEDE VERZOEKING
De tweede verzoeking is de uitdaging om van de tempel te springen in het vertrouwen dat engelen Jezus op zouden vangen. Ook deze wijst Jezus af, terwijl de Grootinquisiteur stelt dat de massa zich juist wil onderwerpen aan iemand die wonderen verricht. Christus is niet van het kruis gekomen, hij wilde geen kunsten vertonen. De mens kan zijn behoefte aan wonderen echter niet afzweren, en dat had Christus volgens de Grootinquisiteur moeten respecteren. De kerk bedient zich dan ook wel degelijk van wonderen, en ziet – de mens onderwerpt zich aan de kerk.
DE DERDE VERZOEKING
De derde verzoeking is het aanbod heerser te worden van alle koninkrijken van de wereld, door één keer Satan te aanbidden. Christus aanbidt echter slechts God, en wijst ook deze verzoeking af. Dit had hij volgens de Grootinquisiteur niet moeten doen. De mens wil eenheid! De mens heeft een sterke leider nodig. Christus wilde geen leider zijn. De kerk is dan ook een afschaffing van het ware Christendom. Het biedt de geborgenheid van de mierenhoop, in plaats van opofferingen en honger. De kerk leidt. De Grootinquisiteur stelt dat de kerk al lang niet meer met Christus is, maar met Satan. Voor de nederige massa voor wie het Christelijke ideaal niet haalbaar is, is het goede het kwade.
Gesproken staande voor de preekstoel klinken dergelijke woorden onheilspellend. Wie denkt zich nu nog in een godshuis te bevinden? De kerk is immers met Satan! En niet alleen dat; de verzoekingen zijn ook vandaag de dag nog tergend actueel.
Op dat moment keert de Grootinquisiteur terug. Timo Slootweg heeft hem van religieuze en filosofische context voorzien, en nu neemt hij zelf het laatste woord. Hij veroordeelt Christus tot de brandstapel. Voordat het echter zover komt, kust Jezus de Grootinquisiteur. Hij zegt niets. De Grootinquisiteur, ontdaan wellicht?, stuurt Jezus daarop weg.
Ga weg. En kom nooit meer terug.
Zaaldiscussie over de Grootinquisiteur
Hierop volgt een korte pauze, waarna het tweede deel van de avond van start gaat. De discussie met de zaal, geleid door Claudia Bouteligier en Timo Slootweg, komt snel op gang. Van Dostojevski’s ideaal van broederschap komen we op de vreedzame samenleving in de oorsprong – voordat recht noodzakelijk werd. Het gesprek gaat voort naar de vraag of recht wel echt nodig is: in sommige gevallen kan een rechter bij de comparitie een rechtszaak voorkomen. Er wordt opgemerkt dat de persoon van de rechter dit wel moet kunnen. Dit leidt het gesprek naar het los zien van de mens achter de daden, iets waar ook tijdens het eerste deel al over gesproken is: de vergeving. “Ik heb gestolen, maar ik ben geen dief.” Er kan geen goede definitie van een ‘goede rechter’ gegeven worden; dan zou je doen wat je wilt voorkomen: de rechter te zeer beperken.
De rechter als persoon?
De rechter wordt niet als persoon gezien door degene over wie hij beslist, maar moet zelf de gedaagde wel degelijk als persoon zien. Elke rechterlijke beslissing bevat een stuk subjectiviteit. De discussie ter plaatse wordt afgesloten met de constatering dat recht een dilemma moet blijven, wil het rechtvaardigheid opleveren: er moet ruimte blijven voor de situatie van het bijzondere geval. Er valt echter nog veel te zeggen. Sprekers en publiek vertrekken dan ook naar een informelere locatie waar de discussie voortgezet wordt, zoals inmiddels traditie geworden is.