‘Middeleeuwse stedelingen niet slechter af dan dorpsbewoners’
Middeleeuwse stedelingen waren waarschijnlijk niet slechter af dan dorpsbewoners uit die tijd. Wel liepen beide groepen heel verschillende gezondheidsrisico’s. Dat vermoedt Rachel Schats na onderzoek op botmateriaal. Promotie op 3 november.
We gaan er vaak van uit de Middeleeuwse stad met haar slechtere hygiëne en hogere bevolkingsdichtheid een negatieve invloed had op het fysieke welzijn van de stedelingen. En aan het boerenbestaan wordt tegelijkertijd een soort idyllische puurheid toegedicht. Nieuw onderzoek van osteoarcheoloog (archeoloog die beenderen onderzoekt, red.) Rachel Schats ondergraaft deze aannames. Schats: ‘Uit mijn onderzoek blijkt dat het platteland en de stad helemaal niet zoveel van elkaar verschilden op het gebied van ziekten.’
Botmateriaal
Schats onderzocht voor haar proefschrift de botten van Middeleeuwse stedelingen uit Alkmaar (1448 – 1572 AD) en plattelandsbewoners uit het West-Friese buurtschap Blokhuizen (1000 – 1200 AD) en het Zeeuwse ‘verdronken dorp’ Klaaskinderkerke (1286 – 1570 AD). Aan het botmateriaal kon ze tot op zekere hoogte aflezen welke ziektes of gebreken deze mensen hadden, wat hun fysieke belasting was, en wat zij aten.
Tuberculose
Uit Schats’ onderzoek wordt duidelijk dat de risico’s van de stad erg verschillen van de gevaren van het platteland. Zo ontdekte Schats op zeker twee van de 189 Alkmaarse skeletten aangetaste ribben en wervels, wat duidt op tuberculose. Geen enkele van de 173 plattelandsbewoners leed aan diezelfde ziekte. Schats: ‘Aangezien slechts 10 procent van de tbc-patiënten botaandoeningen krijgt, kun je er vanuit gaan dat er nog veel meer Alkmaarders aan tbc leden. Vermoedelijk was het verschil met het platteland dus nog een stuk groter.’
Stressmarkers
Kijk je echter naar het aantal stressmarkers in de botten, dan valt juist op hoe weinig verschil er is tussen de stedelingen en de plattelanders. Schats: ‘Die stressmarkers duiden op de mate van ondervoeding of ziekte. Al wordt het niet direct duidelijk om welke ziektes het precies gaat, we zien wel dat die stressmarkers in gelijke mate verdeeld zijn onder de plattelandsbewoners en stedelingen.’
Cariës
Ook bleken de Alkmaarders vaker cariës te hebben dan de dorpelingen van Blokhuizen en Klaaskinderkerke. Schats vermoedt dat dit te maken heeft met het grotere aanbod van etenswaren op de markt van Alkmaar. ‘Dankzij de nationale en internationale handel kregen de stedelingen de beschikking over steeds meer koolhydraatrijke producten zoals fruit, suiker en honing. Mogelijk dronken zij ook vaker bier omdat het water in de stad viezer was. Al die suikers zijn slecht voor het gebit.’
Artrose
Tegelijkertijd had de urbanisatie waarschijnlijk een positieve invloed op een aantal typische ‘plattelandskwaaltjes’. Op de skeletten van plattelandsvrouwen trof Schats bijvoorbeeld regelmatig artrose aan in het bovenlichaam, waarschijnlijk veroorzaakt door het zware boerenwerk zoals melken en karnen. De skeletten van stadsvrouwen hadden met name in het bovenlichaam minder artrose, waarschijnlijk omdat zij dit zware werk niet meer deden.
Isotopenonderzoek
Tot slot kon Schats uit isotopenonderzoek opmaken dat de Alkmaarders veel meer zeevis aten dan de dorpelingen uit West-Friesland. ‘De visvangst nam in die jaren flink toe, en met name de gezouten haring was erg populair. Omdat veel van die vis op de markten werd verkocht, profiteerden met name de stedelingen daarvan.’