Freya Baetens spreekt op UNESCO-congres
Vorige week vond het UNESCO-congres 'World Heritage between Education and Economy: A Legal Analysis' plaats in de Faculteit Rechtsgeleerdheid van Ravenna. Op dit congres presenteerde Freya Baetens haar artikel getiteld 'The new generation of EU Free Trade Agreements: heralding the end of public financial support to maintain cultural heritage and diversity?' (vertaling: 'Luidt de nieuwe generatie van EU-vrijhandelsakkoorden het einde in van publieke financiële steun ter behoud van het cultureel patrimonium en diversiteit?')
In dit artikel, legt ze uit dat derde landen vaak erg geïnteresseerd zijn in toegang tot de EU-dienstenmarkt, inclusief de culturele sectors zoals audiovisuele dienstverlening. De EU-positie is dat culturele diensten een andere behandeling vereisen dan ‘gewone’ diensten om de potentiële impact van vrijhandelsakkoorden te minimaliseren op alle sectoren die gerelateerd zijn aan het culturele patrimonium. Meer specifiek, in het licht van de standaardpraktijk van de EU om niet te onderhandelen over de omstandigheden waarin publieke subsidies ter ondersteuning van culturele diversiteit kunnen worden toegekend, kondigde de Europese Commissie aan dat de nieuwe verdragen:
… de mogelijkheid voor de EU of de EU-lidstaten om financiële steun toe te kennen aan culturele industrieën niet zullen aantasten. Nationale autoriteiten zullen vrij blijven om om het even welk type van culturele activiteiten te subsidiëren, zoals live voorstellingen, festivals, theaters, musicals en publicaties. Ze zullen ook kunnen discrimineren tegen dienstverleners [uit derde landen]. Dergelijke financiële steun kan verscheidene vormen aannemen, zoals rechtstreekse geldoverdrachten, belastingvoordelen, schuldcompensatie en garanties.
De nieuwe EU-akkoorden (in hun huidige vorm) verschillen echter op belangrijke wijze van elkaar wat betreft de aanpak aangaande het cultureel patrimonium. Freya Baetens beargumenteert dat deze fragmentatie in de regulering van de culturele industrieën het risico creëert dat verschillende partijen dezelfde regels op verschillende wijze zullen interpreteren, wat kan leiden tot juridische geschillen. Haar conclusies vormen een waarschuwing voor de bescherming van het cultureel patrimonium onder andere preferentiële handels- en investeringsverdragen, alsook, breder gezien, voor elke vorm van publieke financiële steun ter behoud van diversiteit – of dit nu culturele, sociale of milieudiversiteit aanbelangt.