Fatsoenlijke flexibiliteit
Op donderdag 8 december, vanaf 15.00 uur, verdedigt Fred van Haasteren zijn proefschrift ‘Fatsoenlijke flexibiliteit – De invloed van ILO-conventie 181 en de regelgeving omtrent uitzendarbeid’, in het Academiegebouw van de Universiteit Leiden. Promotor is prof. dr. P.F. van der Heijden.
Uitzendarbeid: de weg naar erkenning
Binnen het kader van het sociaal recht is de positie van uitzendarbeid altijd een bron van discussie geweest. Er is een spanningsveld tussen het streven naar flexibeler vormen van arbeid enerzijds en het handhaven van fatsoenlijke arbeidsverhoudingen anderzijds.
De VN-organisatie voor arbeidsvraagstukken, de ILO, heeft zich om die reden vanaf haar oprichting met private arbeidsbemiddeling beziggehouden. Was in de beginjaren de tendens private bemiddeling te verbieden dan wel sterk te beperken, geleidelijk werd meer aanvaard dat onder andere uitzendarbeid positieve kanten had en dat een totaalverbod zinloos was. Dit culmineerde in 1997 tot ILO-conventie 181, die brede steun kreeg.
Voortdurende discussie
Daarmee was de discussie over niet-standaard vormen van betaald werk niet ten einde. Onduidelijkheid over de reikwijdte van het begrip contract labour, waartoe ook uitzendwerk wordt gerekend, leidde tot veel verwarring en irritatie tussen de partijen.
Verder was men het niet eens over welke vormen van arbeid als decent konden worden aangemerkt en welke als precarious. Een vraag was of het daarbij alleen gaat om baanzekerheid of dat inkomenszekerheid relevanter is. Volgens ILO-normen kan uitzendwerk echter als decent worden gezien.
Vanuit het oogpunt van maatschappelijk verantwoord ondernemen dient het bedrijfsleven rekening te houden met de mensenrechten. Conventie 181 specificeert deze, ook voor de uitzendondernemingen.
Globalisering heeft eveneens gevolgen voor arbeidsverhoudingen. De trend is dat multinationals afspraken maken met wereldwijde vakbonden. Daarbij bestaat het gevaar dat uitzendwerkgevers buiten de sociale dialoog worden gehouden.
Regionale regelgeving
Ook in Europees verband is ruim aandacht gegeven aan uitzendarbeid. Het belangrijkst daarbij is de Uitzendrichtlijn, die tot gelijke beloning verplicht en oproept tot heroverweging van uitzendbeperkingen.
Nederland heeft zijn eigen unieke vorm van publiek-private regulering. Zo kennen we een regime van hoe langer werk, hoe meer rechten, dat in wet en cao is uitgewerkt, en een certificeringssysteem.
Heeft Conventie 181 nog betekenis?
Uitgangspunt voor dit boek is de vraag of Conventie 181 nog waarde heeft. Er zijn immers tal van kaders waarbinnen uitzendarbeid gereguleerd wordt. Daarnaast is er een scala van andere flexibele arbeidsvormen in opkomst waarop bestaande regelgeving wellicht niet altijd aansluit. Bij het bieden van een antwoord op deze vragen vormt het fatsoenlijk houden van flexibiliteit de uitdaging.
Uitzendarbeid als vorm van labour only contracting blijkt zowel nationaal als internationaal goed geregeld te zijn.
Fred van Haasteren (1949) begon zijn loopbaan als wetenschappelijk medewerker van de Stichting Maatschappij en Onderneming. Vanaf 1978 was hij werkzaam in de uitzendbranche. In 1982 trad hij toe tot de directie van Randstad Nederland; in 1991 werd hij vice-president bij Randstad Holding. Daarnaast was hij onder andere president van het platform van Europese uitzendwerkgevers en van de mondiale uitzendwerkgeverskoepel CIETT. Hij is nog steeds bestuurslid van de Stichting Normering Arbeid en onafhankelijk lid van het NCP OECD. Het sociaal beleid van uitzendondernemingen is altijd een kernpunt van zijn activiteiten geweest.