Nederlanders veranderden niet scherp van mening over Europa
Nederland was nooit kampioen Europese integratie en tien jaar geleden veranderde niet elke Nederlander plotsklaps in een euroscepticus. Dat blijkt uit het boek Van aanvallen! Naar verdedigen?, op 11 februari gepresenteerd op het Montesquieu Instituut in Den Haag.
Het boek verschijnt onder redactie van de Groningse hoogleraren Jan van der Harst en Gerrit Voerman en Leidenaar Hans Vollaard, universitair docent binnen het Instituut Politieke Wetenschap. Van aanvallen! Naar verdedigen? Gaat in op het beeld dat heerst rondom de Nederlandse houding ten opzichte van Europa, vertelt Vollaard tijdens de presentatie. ‘We zouden altijd in de voorhoede van Europa hebben gespeeld, en na 2005 zou iedereen in zijn schulp zijn gekropen.’
Tegen de grondwet
In dat jaar vond in Nederland een referendum plaats over een grondwet voor Europa; 61,5 procent van de kiezers stemde tegen aanvaarding. Veranderden Nederlanders op dat moment echt van houding ten opzichte van de Europese Unie, en gingen ze daarbij van eurofilie naar euroscepsis? Het antwoord op beide vragen is nee, concludeert Vollaard op basis van het boek. ‘Het viel allemaal best wel mee.’
Eurofilie
De werkelijke situatie was veel genuanceerder, vertelt hij. ‘Nederlandse regeringen deden in de jaren 60 en 70 bijvoorbeeld best veel eurofiele uitspraken, maar tegelijk kwamen de Nederlandse onderhandelaars in Brussel vooral op voor Nederlandse belangen, meestal op het gebied van landbouw.’ De Europese Unie was voor Nederland vooral economisch gunstig, betoogt Vollaard, en hielp Nederland greep te houden op grote buren Duitsland en Frankrijk. De veronderstelde eurofilie van Nederland van voor 2005 werd volgens hem vooral in woorden beleden.
Eurosceptische retoriek
Vanaf de jaren 90 verdween dat ‘eurofiele taalkleed’ bij de regering en politieke partijen langzaam, aldus Vollaard. ‘Maar dat betekent niet dat er euroscepsis voor in de plaats kwam. Nederland is vooral pragmatisch gebleven. We werken samen wanneer dat in ons belang is. Soms zie je wel eurosceptische retoriek bij politieke partijen, maar andere partijen zijn nog steeds uitgesproken eurofiel.’
Gewillig-onverschillig
Vollaard overhandigde het eerste exemplaar van het boek aan oud-minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot. Die sprak zich lovend uit over wat volgens hem een indrukwekkend opus is geworden. Al als jong diplomaat was hij betrokken bij de Europese eenwording, vertelde hij, en zag hij met eigen ogen de Nederlandse houding veranderen van ‘mercantiel-eurofiel’ naar ‘gewillig-onverschillig’. Een paradox, vindt hij zelf: ‘Europa is niet best belangrijk; Europa is héél belangrijk.’
Referendum Oekraïne
Die mening deelde Bob van den Bos, die namens D66 zowel in het Nederlandse als Europese parlement zat. Hij ging een paneldiscussie aan met Joop van Holsteijn, bijzonder hoogleraar Kiezersonderzoek. Daarin gingen ze vooral in op het aanstaande referendum over het associatieverdrag tussen de Europese Unie en Oekraïne. Holsteijn schetste de voornaamste voor- en tegenargumenten die spelen bij Nederlandse kiezers en hoe die samenhangen met de kans dat mensen wel of niet gaan stemmen. Het tegenkamp heeft vooralsnog de wind in de zeilen, concludeerde hij, ‘maar de tweede helft van de wedstrijd wordt nog spannend.’
Te ingewikkeld
Het referendum is raadgevend van aard. ‘De meerderheid van de kiezers begrijpt het als de regering een advies naast zich neerlegt, dat is onderzocht’, aldus Holsteijn. Van den Bos zou daar alvast hartgrondig vóór zijn: ‘Associatieverdragen zijn veel te ingewikkeld om aan burgers voor te leggen.’