Diesoratie: ‘Verbind landbouw en natuur’
‘Geef de natuur op het boerenland meer ruimte en laat je verrassen.’ Daarvoor pleit Geert de Snoo in zijn diesoratie.
Op 8 februari sprak de decaan van de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen ter gelegenheid van de 441ste dies natalis van de Universiteit Leiden in de Pieterskerk de diesoratie uit. De titel luidt 'Succesvol natuur beschermen'.
Mens maakt eigen natuur
Agrarische gebieden zijn alleen al belangrijk voor de Nederlandse natuur doordat ze zo’n groot deel van het landoppervlak uitmaken, aldus hoogleraar Conservation Biology Geert de Snoo. In zijn oratie schetst hij hoe natuurbeschermers aanvankelijk vaak landschappen in stand hielden die de mens zelf had gevormd. Maar dat bleek onvoldoende om kwetsbare planten en dieren te beschermen. Wetenschappers stelden een dynamische visie op de natuur en het beheer ervan meer centraal, waarbij ze nadruk legden op het stimuleren van natuurlijke processen. In Nederland zou dit nieuwe denken uiteindelijk leiden tot onder meer een Ecologische Hoofdstructuur van aaneengesloten natuurgebieden. ‘In zekere zin bouwen we ons eigen beeld van een natuurlijk ecosysteem’, aldus De Snoo.
Landbouw verdringt natuur
En de natuurbescherming in reservaten werkt, concludeert De Snoo. ‘Het gaat redelijk goed met de Nederlandse natuur. Veel soorten gaan vooruit en het oppervlak bos- en natuurgebied neemt toe. Alleen in agrarische gebieden worstelen we met achteruitgang. Met een steeds intensievere landbouw blijft er steeds minder ruimte over voor natuur.’ Diersoorten die afhankelijk zijn van agrarisch gebied hebben het zwaar, constateert De Snoo, met name weidevogels als de grutto. ‘Voor een paar van die zeldzame soorten zou je grotere reservaten kunnen inrichten. Maar verder zou ik zeggen: neem wat afstand en creëer goede randvoorwaarden voor de natuur op het platteland. En dan: kijk wat er gebeurt en laat je verrassen. Als er dan veel hazen komen, vind ik het ook best.’
Schonere processen
Die randvoorwaarden invullen kan op twee manieren, aldus De Snoo. Allereerst ziet hij graag meer ruimte voor akkerranden, houtwallen en slootkanten, waar de natuur vrij haar gang kan gaan. ‘Nu is een paar procent van het oppervlak van landbouwgrond bestemd voor natuur. Europa zegt ook: maak daar 5 procent van.’ Verder pleit hij voor schonere processen om onder meer het bodemleven te bevorderen: ‘We hebben veel meer regenwormen en insecten in en op de bodem nodig.’ Meer organisch materiaal, zoals mest van dieren in plaats van kunstmest, kan zorgen voor zo’n levendigere bodem.
Niet spuiten op zondag
Meer insecten in en op de bodem betekent meer voedsel voor vogels, vertelt De Snoo, maar voor boeren zijn bodemprocessen ook heel interessant. ‘De kunst is om landbouw zo te krijgen dat de natuurlijke weerstand van de bodem omhoog gaat.’ Gewassen op de velden zijn dan beter bestand tegen allerlei plagen, waardoor boeren ook minder hoeven te spuiten, legt hij uit. ‘Boeren moeten spuiten om schade te voorkomen, maar ze doen het helemaal niet graag. Ze zien ook die doodshoofdtekens op de verpakking. Ze gaan echt niet op een mooie zondagmiddag bestrijdingsmiddelen over hun land verspreiden, als iedereen buiten aan het fietsen is.’
‘We hebben mooi Leids onderzoek gedaan, onder meer met psychologen, dat laat zien dat boeren trots willen zijn op hun bedrijf en de natuur die daarbij hoort. Laten we daarop inspelen, aan de gedragskant is nog veel te winnen.’ Bescherming van natuur verbinden met duurzame landbouw, concludeert De Snoo, levert winst op voor natuur, milieu én landbouw.