Endofenotypen van Sociale Angststoornis
Een terugblik op de Lorentz Workshop
Van 14 tot en met 18 december werd in Leiden een Lorentz Workshop georganiseerd met de titel “Endophenotypes of Social Anxiety Disorder: Can we detect them and are they useful in clinical practice?”. Vierentwintig nationale en internationale experts op het terrein van genetica, hersenonderzoek, psychiatrie, klinische en ontwikkelingspsychologie kwamen bijeen om te discussiëren over mogelijke endofenotypen van sociale angst. De deelnemers hadden veel waardering voor de interdisciplinaire en interactieve opzet van de workshop. Vergeleken met grootschalige congressen was er meer tijd om de details van het onderzoek met elkaar te bespreken en feedback te krijgen van experts. De discussieperiodes boden volop gelegenheid om ideeën uit te wisselen, nieuwe samenwerkingsverbanden te vormen en te beginnen aan een gezamenlijk artikel.
Sociale Angst op de Agenda
De deelnemers zagen de workshop ook als een kans om een netwerk op te bouwen van sociale angstonderzoekers, dat nog beter in staat zal zijn om de stoornis onder de aandacht te brengen en fondsen voor verder onderzoek te werven. Sociale angststoornis komt relatief vaak voor, is moeilijk te behandelen en gaat vaak vooraf aan stemmingsstoornissen en misbruik van verdovende middelen. Het bedreigt de kwaliteit van leven van de mensen die eraan lijden en is een kostenpost voor de samenleving doordat het individuen in hun mogelijkheden beperkt. De resultaten die tijdens de workshop gepresenteerd werden, stemmen echter hoopvol: ze bieden verschillende aanknopingspunten voor interventies. Het zou een gemiste kans zijn om niet te investeren in onderzoek naar deze mogelijkheden.
Sociale Angststoornis
Sociale angststoornis wordt gekenmerkt door een sterke angst om door anderen beoordeeld te worden in sociale situaties. Mensen met sociale angst vinden het bijvoorbeeld eng om te spreken in het openbaar, nieuwe mensen te ontmoeten of te eten voor de ogen van anderen. Veel mensen herkennen deze angsten tot op zekere hoogte; sommigen hebben er meer last van dan anderen. De diagnose sociale angststoornis wordt gesteld als normaal functioneren op het werk of in sociale relaties belemmerd wordt door angst voor sociale situaties of vermijding daarvan.
Genen
Eerder onderzoek heeft aangetoond dat sociale angst in de familie zit. Familieleden van patiënten ervaren vaak ook relatief hoge niveaus van sociale angst en hebben een grotere kans om zelf de stoornis te ontwikkelen. Hoewel dit een aanwijzing is dat genen een rol spelen, wordt sociale angst niet door een enkel gen veroorzaakt. De stoornis komt waarschijnlijk tot stand in een samenspel van veel verschillende genen en omgevingsfactoren.
Endofenotypen
Omdat het moeilijk is om genen direct met symptomen in verband te brengen, proberen wetenschappers momenteel een tussenstap te nemen in de zoektocht naar de oorzaken van de stoornis. Die tussenstap is het endofenotype: een erfelijk kenmerk dat samenhangt met de ziekte, sterker vertegenwoordigd is in verwanten van patiënten dan in niet-verwanten en sterker vertegenwoordigd is naarmate de verwanten meer last hebben van de aandoening. De definitie van een endofenotype is vrij breed en ligt nog niet volledig vast. Tijdens de workshop discussieerden de deelnemers bijvoorbeeld over de vraag of een endofenotype iets kan zijn dat verdwijnt bij succesvolle behandeling of dat het blijvend moet zijn.
Het Programma
De workshop begon op maandag met een bespreking van endofenotypen en de argumenten waarom die bij sociale angststoornis zouden kunnen bestaan. In de drie dagen daarna werden kandidaat-endofenotypen uit verschillende onderzoeksvelden besproken: het functioneren van verschillende hersengebieden en circuits (gemeten met MRI), patronen van elektrische activiteit van de hersenen (EEG, dat geregistreerd wordt door electroden op het hoofd te plaatsen), hormonen die betrokken zijn bij het reguleren van sociaal gedrag en veranderingen in de aandacht voor en interpretatie van sociale signalen. Op donderdag ging de workshop over ontwikkeling. Sociale angststoornis openbaart zich vaak in de adolescentie, een periode van belangrijke biologische en sociale ontwikkelingen. Biologisch gezien hebben puberteitshormonen invloed op de ontwikkeling van de hersenen en kunnen genen op een nieuwe manier tot uitdrukking komen. In sociaal opzicht staan adolescenten voor de uitdaging om meer intieme vriendschappen en romantische relaties te ontwikkelen met leeftijdgenoten. Opvoedingskenmerken die kunnen bijdragen aan sociale angst kwamen ook aan de orde. Op de laatste dag van de workshop stond de behandeling van sociale angststoornis centraal. Het programma werd afgesloten met een openbare lezing door prof. Marcus Munafò, die het nut van endofenotypen besprak en aanbevelingen deed om de reproduceerbaarheid van dit soort onderzoek verder te verbeteren.
De Organisatie
De workshop werd georganiseerd door een team van het ‘Leiden Family Lab’, dat bestaat uit onderzoekers van de Universiteit Leiden (UL) en het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC). Deze groep doet momenteel familieonderzoek over meerdere generaties om endofenotypen van sociale angststoornis op te sporen. (zie: www.leidenfamilylab.nl en www.facebook.com/FamilieOnderzoekExtremeVerlegenheid). De wetenschappelijke organisatie was in handen van Janna Marie Bas-Hoogendam (UL), Jennifer Lau (King’s College London, UK), Nic van der Wee (LUMC) en Michiel Westenberg (UL). De workshop werd gesponsord door het Leids Universiteitsfonds/Den Dulk-Moermans, het instituut Psychologie (UL), de afdeling Psychiatrie (LUMC) en het profileringsgebied “Health, Prevention and the Human Life Cycle” van de Universiteit Leiden.
Laatst gewijzigd: 26-01-2016
Esther van den Bos