Studierendement LST flink omhoog
Zowel de universiteiten als het ministerie van Onderwijs willen dat studenten op tempo studeren. Hoe zorg je daarvoor? De bacheloropleiding Life Science and Technology heeft de laatste jaren een flinke vooruitgang geboekt.
Geen Leids bsa-systeem
De opleiding Life Science and Technology (LST) doet niet mee in het Leids systeem met bindend studieadvies (bsa) dat in jaren negentig aan de Leidse universiteit werd ingevoerd: LST is een gezamenlijke opleiding met de TU Delft, dat géén bsa kende. Ook de Leids/Delftse opleidingen Molecular Science and Technology en wiskunde kennen het Leidse bsa niet. LST loopt nu mee in Delftse bsa-systeem dat in 2009 van start ging. Samen met een curriculumverandering heeft dat een goed resultaat geleid
BSA sinds 2009
Maar liefst 63% van de eerstejaars studenten van de bacheloropleiding Life Science & Technology (LST) heeft in één jaar het propedeusediploma behaald. In Leiden lag dat percentage in 2013/2014 op 47%. De eis voor Delft én, terwijl de eis voor het eerste jaar 2/3 van het aantal studiepunten is. En 69% van de bachelorstudenten haalt in vier jaar het bachelordiploma. Het bindend studieadvies in 2009 is ingezet om de studiecultuur om te buigen. Sindsdien mogen studenten pas aan een masteropleiding beginnen als zij een bachelordiploma op zak hebben en bovendien is het regel om maximaal vier jaar over de bacheloropleiding te doen. Het resultaat hiervan is dat het bachelorrendement (BSc-in-4) is gestegen van 47 procent voor het cohort 2008 naar 69 procent voor het cohort 2011. Bij de universiteit is dit laatste percentage in 2013/2014 70,3%
Curriculum tegen het licht gehouden
Het curriculum is opnieuw tegen het licht gehouden en in 2013 vernieuwd. Er zijn vijf maatregelen genomen die tezamen hun vruchten afwerpen.
1. Extra week vrij
Het studiejaar is verdeeld in vier periodes. Alle vakken, behalve calculus, worden binnen één periode afgesloten. Na het onderwijs en toetsing blijft er een week over voor herkansingen uit die zelfde periode. Van de docent vergen de snelle herkansingen grote inzet, maar toch zijn zij tevreden. De slagingspercentages van de herkansingen zijn namelijk hoger dan voorheen. Bovendien hoeven ze zo geen – doorgaans slecht bezochte – herkansingen af te nemen in de zomermaanden. Studenten zonder herkansing hebben zo tussen de onderwijsperiodes een welverdiende week vrij.
2. Betere integratie
In de eerste twee studiejaren zijn de theoretische en praktische onderdelen beter geïntegreerd. Ook worden iedere periode kernvakken afgewisseld met ondersteunende β-vakken. Hierdoor is de uitval in het tweede semester van het eerste jaar gereduceerd tot circa tien procent waar deze voorheen meer dan twintig procent was.
3. Gespreide toetsing
In plaats van één eindtoets zijn er nu verschillende soorten deeltoetsen verspreid over de periode. De eindtoets is direct na afsluiting van het onderwijs in het vak. Het succes van deze aanpak blijkt uit de slagingspercentages van de afgelopen twee jaar die meestal beter zijn dan voorheen.
4. Summer school
In een propedeuse summer school krijgen eerstejaars studenten onder strikte voorwaarden een derde herkansing van maximaal twee vakken om alsnog hun propedeuse af te sluiten. Hierdoor halen jaarlijks 10 tot 15 studenten alsnog de propedeuse in één jaar.
5. Intake gesprekken
Vooraanmelders bij wie de kans op studie-uitval groot wordt geacht krijgen een intake gesprek. De meerderheid van degenen die hierbij een negatief advies krijgen, starten niet met de studie. De uitval in het eerste studiejaar is sindsdien gedaald van circa 40% naar 25% in 2014.
Steeds meer studenten LST
Er zijn ook nog zorgen: één op de vier studenten heeft na het tweede studiejaar minder dan 90 studiepunten. Een positieve ontwikkeling is dat steeds meer studenten zich voor de opleiding inschrijven.
(9 november 2015/W&N)