Voorlopige voorzieningen en dwangregeling in het schuldsaneringsrecht
Sinds 1998 bevat de Faillissementswet een regeling voor de sanering van schulden van natuurlijke personen. In 2008 zijn daar drie artikelen aan toegevoegd. Deze drie bepalingen vormen het onderwerp van het promotieonderzoek van Berend Engberts op 9 juni 2015.
Er zijn drie artikelen aan de Faillissementswet toegevoegd:
-
art. 287 lid 4 Fw dient ter overbrugging van de periode tussen het indienen van een verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling en de beslissing daarop door de rechter. De voorziening voorkomt dat een te verwachten wettelijke schuldsanering door executiemaatregelen van een schuldeiser aanstonds gedoemd is te mislukken.
-
art. 287b Fw stelt een schuldenaar in staat een minnelijke schuldregeling met zijn schuldeisers te treffen.
-
art. 287a Fw geeft de insolventierechter de bevoegdheid om een schuldeiser te bevelen in te stemmen met een schuldregeling. Dit wordt in dit onderzoek een dwangregeling genoemd.
De wetgever heeft de procedures van de drie genoemde wetsartikelen maar in zeer beperkte mate beschreven. Berend Engberts tracht deze procedures in dit onderzoek in te passen in het systeem van het insolventieprocesrecht en het burgerlijk procesrecht. Ook probeert hij antwoorden te geven op vele in de praktijk gerezen vragen. De wet, de wetsgeschiedenis, de literatuur en de jurisprudentie zijn de bronnen van dit onderzoek.
Het promotieonderzoek
In het onderzoek is allereerst een analyse gemaakt van het burgerlijk procesrecht en het insolventieprocesrecht, dat wil zeggen het procesrecht in de Faillissementswet. Op basis van deze analyse is een procedureel kader geschetst waarbinnen de procedures van art. 287 lid 4, 287a en 287b Fw geplaatst zouden moeten worden. Onderzocht zijn voorts de aanverwante verzoekschriftprocedure (art. 261 e.v. Rv), het kort geding (art. 254 Rv) en de provisionele vordering (art. 223 Rv).
Vervolgens zijn de drie wetsbepalingen en hun toepassing in de praktijk in kaart gebracht. Oplossingen voor de gerezen problemen zijn gezocht door inbedding van de procedure(s) in het geschetste procedurele kader en, aanvullend, door vergelijking met de beschreven, eerder genoemde procedures uit het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
Aanbevelingen
Berend Engberts doet aanbevelingen ter verbetering van de procedures van de art. 287 lid 4, 287a en 287b Fw. Met deze aanbevelingen wordt beoogd de kwaliteit van de drie procedures te verbeteren en de coherentie van het burgerlijk procesrecht te bevorderen.