Met ERC Grant speuren naar taal met gierst en bonen
Japanologe en taalkundige Martine Robbeets gaat met haar net verworven ERC Consolidator Grant de oorsprong en verspreiding van de Transeuraziatische talen, zoals Japans en Turks, onderzoeken. Dat is een van de meest omstreden onderwerpen in de taalgeschiedenis.
Trangulatie-methode
De hypothese van Robbeets is dat de Transeuraziatische talen zich in de prehistorie verspreid hebben. Die verspreiding heeft volgens Robbeets’ overtuiging plaatsgevonden in de prehistorie (6200-5400 v. Chr.) vanuit Binnen-Mongolië (China, zie de foto's) en Mantsjoerije (China/Rusland) via de zich steeds verder verspreidende landbouw. Een dergelijk proces startte ook elders op de wereld nadat jagers/verzamelaars op landbouw overschakelden, in aantal toenamen en zich verspreidden. Om het bewijs rond te krijgen integreert ze archeologie, taalkunde en genetica in één methode: triangulatie. Naast het Japans en de Turkse taalfamilie horen ook de Mongolische en de Toengoezische taalfamilie alsmede het Koreaans tot de Transeuraziatische talen. Deze talen worden gesproken in een brede strook die loopt van Turkije in het westen naar Japan in het oosten.
Archeologie en taalkunde als basis
De basishoeken van de triangel waar de triangulatie- ofwel driehoeksmethode naar verwijst, zijn de taalkunde en de archeologie: in de historische taalkunde reconstrueren onderzoekers woorden die misschien nog nooit zijn opgeschreven maar die getoetst kunnen worden aan archeologische kennis. In de bovenhoek van de triangel is de genetica gepositioneerd: het DNA van de mensheid is al een heel eind kaart gebracht waardoor verwantschappen tussen mensen kunnen worden vastgesteld. Robbeets brengt de gegevens van de drie vakgebieden bijeen in een matrix en hoopt dat daar een consistent beeld uit naar voren komt.
Wereldwijde samenwerking
Robbeets is enthousiast en ambitieus. Ze gaat in haar project samenwerken met universiteiten en instituten wereldwijd waar de benodigde expertise aanwezig is. Die heeft ze in gevonden in Europa (Duitsland, Frankrijk, Groot Brittannië, Zwitserland en Finland), Japan, Korea en de VS. En, dichtbij: de Leidse hoogleraren Willem Adelaar (taalkunde) en Peter de Knijff (genetica) en de collega’s Peter Hovenkamp (fylogenetica) en Rutger Vos (bioinformatica). Robbeets: ‘Een belangrijke sleutel tot succes is de betrokken onderzoekers te motiveren om uit hun comfortzone te treden en het contact aan te gaan met wetenschappers op andere vakgebieden. Zo komen hopelijk de zienswijzen en interpretaties van de verschillende vakgebieden samen in een holistische benadering want er is maar één single past. Wat is er nu écht gebeurd?’
Nieuwste methodes uit de drie vakgebieden
Robbeets maakt gebruik van de nieuwste methodes uit de drie vakgebieden die ze in haar onderzoek integreert. In de taalkunde heeft het computergebruik zich razendsnel ontwikkeld. Het is nu mogelijk om stambomen van talen op te stellen met computerprogramma’s uit de biologie. Robbeets wil ook de woorden en grammaticale deeltjes met elkaar vergelijken en zo een eventuele verwantschap zichtbaar maken. Ze richt zich daarbij specifiek op woorden die betrekking hebben op gewassen, veeteelt en landbouwtechnieken. Wat betreft de gewassen wil ze zich niet beperken tot rijst, wat vaak gebeurt, maar ook de woorden voor gierst en bonen in haar onderzoek betrekken. En ze wil haar onderzoek uitbreiden naar de morfologie, dat wil zeggen naar de elementaire deeltjes die woorden vormen of woorden een functie geven in een zin.
Onderling contact of migratie?
Via de archeologie en de genetica wil Robbeets ontdekken hoe de taal zich verspreidde: via onderlinge contacten tussen groepen of door migratie? De archeologie levert ook gegevens over gewassen, dieren, landbouwtechnieken en de hele culturele setting. Met behulp van de populatiegenetica kunnen onderzoekers nagaan of de mensen die een van de Transeuraziatische talen spreken onderling verwant zijn, of althans een sterkere onderlinge verwantschap kennen dan met mensen buiten het Euraziatische onderzoeksgebied.
Onderling contact of migratie?
Via de archeologie en de genetica wil Robbeets ontdekken hoe de taal zich verspreidde: via onderlinge contacten tussen groepen of door migratie? De archeologie levert ook gegevens over gewassen, dieren, landbouwtechnieken en de hele culturele setting. Met behulp van de populatiegenetica kunnen onderzoekers nagaan of de mensen die een van de Transeuraziatische talen spreken onderling verwant zijn, of althans een sterkere onderlinge verwantschap kennen dan met mensen buiten het Euraziatische onderzoeksgebied.
(27 februari 2015/CH)