Hoe verzwegen troostmeisjes later het strafrecht veranderden
Individuele getuigenissen over de oorlog zijn een machtig wapen. ‘Moedige mensen als Cleveringa en voormalige troostmeisjes durfden zich uit te spreken en zorgden voor een betere toekomst.’ Dat stelt Japanoloog Carol Gluck in haar Cleveringa-oratie op 26 november.
Explosief onderwerp
De Tweede Wereldoorlog is bijna 70 jaar na de beëindiging nog altijd een explosief onderwerp, zo stelt Gluck in het Academiegebouw. Dit is vooral het geval in Oost-Azië en Oost-Europa waar de gevolgen én de herinneringen nog steeds voor politieke en sociale spanningen zorgen. Maar in die 70 jaar is er ook veel veranderd in de collectieve herinneringen aan de oorlog, constateert Gluck. Als rode draad in haar betoog geeft ze het voorbeeld van de ‘troostmeisjes’, de meer dan 100.000 vrouwen en meisjes die door Japanse soldaten gedwongen werden tot prostitutie.
Zwart-wit verhaal
De eerste jaren na de oorlog was er weinig aandacht voor hun verhaal. Voor het Tokyo Tribunaal in 1948 presenteerden de Japanners zich als slachtoffers van een groep foute leiders die het Japanse volk in een oorlog had gesleurd. Gluck: ‘Net als in de andere landen was het officiële oorlogsverhaal een zwart-wit verhaal over helden tegenover slechteriken. Er was geen ruimte voor diversiteit in de ervaringen, zoals de rol van collaborateurs of hetgene dat de troostmeisjes was overkomen.'
Recht doen aan de geschiedenis
Maar langzaam maar zeker kwam er meer aandacht voor de verhalen die nog niet de officiële bronnen en verslagen over de oorlog hadden gehaald. Individuen, zowel slachtoffers als daders, begonnen hun verhaal te vertellen. Aan tribunalen, activisten, welzijnwerkers, historici en journalisten. Hierdoor kwamen nieuwe pijnlijke gebeurtenissen in de openbaarheid die meer recht deden aan de geschiedenis.
Morele verantwoordelijkheid latere generaties
Gluck noemt deze individuele getuigenissen cruciaal. ‘Deze nieuwe verhalen zorgden voor een wereldwijde herinneringsscultuur die van grote invloed is geweest: op het recht, op de kennis over de oorlog, de verplichtingen die staten en samenlevingen voelen ten opzichte van burgers én op de politieke en morele verantwoordelijkheid die latere generaties op zich nemen.’
Video
Late publiciteit
Veel slachtoffers zoals de voormalige troostmeisjes waren lang niet in staat om met hun verhaal in de openbaarheid te treden. Uit angst, walging of schaamte. Dikwijls kwamen ze er pas mee naar buiten nadat hun man was overleden. Of omdat er eindelijk serieus naar gevraagd werd. In Zuid-Korea zou het tot 1991 duren voordat een slachtoffer haar verhaal aan de media vertelde. Toen barstte de publiciteit los en bleek hoeveel andere, soortgelijke getuigenissen er al circuleerden in Oost- en Zuid-Oost Azië.
Misdaad tegen de menselijkheid
De misdaad 'verkrachting door soldaten' werd dankzij de groeiende stroom aan getuigenissen en aanklachten serieuzer genomen, door de samenleving en door juristen. Gluck: ‘Eindelijk zag men in dat het niet alleen een schending is van de vrouwelijke eer.’ In 1998 legde het Internationaal Strafhof vast dat verkrachting door soldaten een ‘misdaad tegen de menselijkheid’ is. Het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag veroordeelde in 2001 voor het eerst drie mannen op deze grond.
Cleveringa’s voorbeeld volgen
Gluck refereert tot slot weer aan Cleveringa. ‘We moeten niet alleen verantwoordelijkheid nemen voor het verleden, maar ook voor de toekomst. Dat is wat professor Cleveringa deed toen hij uitsprak dat het ontslag van zijn Joodse collega’s onrechtvaardig was. De troostmeisjes toonden ook hun moed als burgers toen zij hun moeilijke verhalen openbaarden. Het verleden kunnen we niet veranderen, maar wel de toekomst. Ik denk dat Cleveringa onze toekomst veranderde, hij maakte het beter, nobeler, rechtvaardiger en verantwoordelijker. We moeten zijn voorbeeld volgen.’
Onthulling lezenaar en gevelstenen
Rector magnificus Carel Stolker onthulde op 26 november ook een stenen lezenaar op de binnenplaats van het Academiegebouw die verwijst naar de drie protesredes van de hoogleraren Rudolph Cleveringa, Ton Barge en Lambertus van Holk op 26 november 1940. Ook werden er gevelstenen onthuld bij hun voormalige woonhuizen. De gedenkstenen zijn een initiatief van prof. Willy Hijmans, destijds student van professor Barge. De lezenaar en gevelstenen werden mogelijk gemaakt door het Leids Universiteits Fonds (LUF) en door de families van de hoogleraren.
(27 november 2014 - LvP)
Rechtendecaan Rick Lawson en hoogleraar klassieke talen Ineke Sluiter reconstrueren in een korte documentaire van het LUF het besluit van Cleveringa om een protestrede te houden.