Even voorstellen: Anita van Dissel
Anita van Dissel is sinds 1 februari 2011 verbonden aan ons instituut als universitair docent maritieme geschiedenis.
Op mijn eerste werkdag verwelkomde een van de collega’s mij als ‘de zeevrouw’. Dat is een originele benaming voor een docent maritieme geschiedenis. Door deze benoeming ben ik na enige omzwervingen teruggekeerd in Leiden. Voor de ouderen onder ons: ik heb nog tentamen gedaan bij Femme Gaastra in het pand aan de Middelstegracht. Het WSD-complex is in mijn studententijd opgeleverd.
De belangstelling voor zeegeschiedenis groeide in de loop van mijn studie. Een werkcollege bij Jaap Bruijn, een keuzevak expansiegeschiedenis en een bijvak Zweeds aan de Universiteit van Amsterdam resulteerden in een afstudeerscriptie over de Nederlandse reacties op de komst van Zweedse handelsconcurrenten in Azië in de achttiende eeuw. Na mijn afstuderen werkte ik een paar maanden freelance en als vrijwillig medewerker in Het Scheepvaartmuseum in Amsterdam.
Veel studiegenoten lieten zich omscholen om meer kans te maken op de arbeidsmarkt, maar ik had het geluk mijn vakgebied trouw te kunnen blijven. Onder auspiciën van de Stichting voor het bevolkingsonderzoek in de drooggelegde Zuiderzeepolders (in 2004 opgegaan in museum Nieuw Land) verrichtte ik vanaf 1987 onderzoek naar de drooglegging en inrichting van de IJsselmeerpolders. In 1991 promoveerde ik bij Jaap Bruijn en Jan Bank op
59 jaar eigengereide doeners in Flevoland, Noordoostpolder en Wieringermeer. De Rijksdienst voor de IJsselmeerpolders (1930-1989). Daarna trad ik in dienst bij het Instituut voor Maritieme Historie van de Marinestaf te Den Haag, dat sinds 2005 samen met de andere historische afdelingen van de vier krijgsmachtdelen het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) vormt. Naast mijn 0,6 aanstelling in Leiden blijf ik overigens een dag verbonden aan het NIMH om samen met Petra Groen, tot voor kort bijzonder hoogleraar militaire geschiedenis in Leiden, een onderzoeksproject naar de geschiedenis van de krijgsmacht overzee na 1815 uit te voeren.
Publicaties over de naoorlogse walvisvaart, Nederlands-Zweedse relaties in Azië en het Baltisch gebied, zeeroof en zeeroofbestrijding in Nederlands-Indië, politietoezicht op de Noordzeevisserij, wetenschappelijke (marine-)expedities, de Marine Vrouwenafdeling, de zeemacht in de Oost en (zeer recentelijk) de West, en de uitgave van de
Kroniek der Zeemacht. Gedenkwaardige gebeurtenissen uit vijf eeuwen Nederlandse marinegeschiedenis illustreren een brede belangstelling, al ligt mijn expertise duidelijk bij de Nederlandse marinegeschiedenis in de negentiende en twintigste eeuw. Een van de redenen om te solliciteren naar de functie van docent maritieme geschiedenis was de wens mijn blik te verruimen. Maritieme geschiedenis kent immers veel meer interessante facetten. Ik ben vooral gefascineerd door de personele aspecten van de scheepvaart en de interactie tussen de verschillende scheepvaarttakken. Voor een archiefvorser biedt zeegeschiedenis naast overheids- en bedrijfsarchieven talrijke interessante egodocumenten en reisverslagen. Ik hoop samen met Henk den Heijer veel studenten te enthousiasmeren voor de Nederlandse maritieme geschiedenis en hen, evenals bij mij het geval was, liefde voor het vak en een kritische, onderzoekende geest bij te brengen.