Op zoek naar de grens tussen klank en taal
Hoe leren we taal? Er valt veel te leren van zangvogels, zo is gebleken. Maar nog nooit zijn baby’s en zangvogels direct met elkaar vergeleken terwijl ze een niet-bestaande taal leren. Taalkundige Claartje Levelt, bioloog Carel ten Cate en informaticus Jelle Zuidema gaan het uitvoeren.
Waarom hebben alleen mensen taal, en waarom heeft taal de structuur die ze heeft? Misschien is dat gedeeltelijk te verklaren uit de leerprocessen die gebruikt worden om de moedertaal te leren. Diverse publicaties wijzen erop, dat we meer over dit leerproces te weten kunnen komen door te kijken naar de manier waarop zangvogels geluiden en liedjes aanleren. Bioloog prof.dr. Carel ten Cate doet al jaren onderzoek naar zebravinken. Taalkundige dr. Claartje Levelt kijkt in het Leidse babylab naar de taalontwikkeling van jonge kinderen. De onderzoekers zagen de mogelijkheden. Samen met taalwetenschapper dr. Jelle Zuidema van de Universiteit van Amsterdam starten ze nu, met steun van NWO, een vergelijkend onderzoek naar taalverwerving bij zebravinken en baby’s.
Wat gaan jullie precies onderzoeken?
Levelt: ‘Taal, met z’n complexe structuur, is uniek voor de mens. Maar de leermechanismen die gebruikt worden om taal te leren, lijken ook door andere diersoorten aangewend te kunnen worden om structuren te leren. Dat is aangetoond in eerder onderzoek. Wij gaan nu op zoek naar de grens: waar eindigen de overeenkomsten? We doen dat door baby’s en zebravinken in vergelijkbare experimenten een kunstmatige taal aan te leren, en te kijken hoe en tot op welke hoogte ze de structuur van die taal doorgronden. Nog niemand in de wereld heeft dit vergelijkend onderzoek gedaan.’
Ten Cate: ‘Dit is fundamenteel onderzoek, dat als basis kan dienen voor verdere toepassingen. Bijvoorbeeld: met deze kennis zouden we uiteindelijk kinderen die moeite hebben met het leren van taal, beter kunnen helpen.’
Waarom de vergelijking tussen baby’s en zebravinken?
Ten Cate: ‘Er zijn parallellen te trekken tussen het leerproces van taal bij zangvogels en bij mensen. Mensen leren klanken, woorden en zinnen. Zangvogels leren klanken, stukjes van meerdere klanken, en uiteindelijk liedjes waarin de stukjes aan elkaar zijn geplakt.’
Levelt: ‘Zes jaar geleden ontmoetten Carel en ik elkaar tijdens een bijeenkomst van wetenschappers, die zich binnen de Universiteit Leiden bezighielden met cognitieonderzoek. Zo legden we het verband tussen onze beide interessegebieden. Samen met Jelle Zuidema organiseerden we een conferentie over het onderwerp en dat legde de basis voor onze aanvraag, waardoor we nu met drie promovendi het onderzoek kunnen starten.’
Hoe wordt het onderzoek aangepakt?
Levelt: ‘Als eerste - en dat is ook meteen de grootste uitdaging - moeten we experimenten ontwerpen die de overeenkomsten en verschillen van de leerprocessen van baby’s en vogels laten zien. Bovendien moeten de experimenten uitwisselbaar zijn tussen de twee groepen leerders. Mijn groep onderzoekt vervolgens de baby’s in het babylab. De groep van Jelle Zuidema in Amsterdam ontwikkelt computermodellen die de leerprocessen van baby’s en vogels simuleren.’
Ten Cate: ‘In mijn groep bestuderen we de zebravinken. Dat zebravinken klankpatronen kunnen herkennen, dat hebben we in eerdere experimenten al aangetoond. Nu gaan we de factoren bestuderen die bijdragen aan het al dan niet herkennen van patronen door zebravinken.’
Levelt, Ten Cate en Zuidema hebben vier jaar voor het onderzoek.