Internationaal Gerechtshof veroordeelt Rusland minimaal in zaak aangespannen door Oekraïne
Rusland is veroordeeld door het Internationaal Gerechtshof voor overtreding van het Internationaal Verdrag ter Bestrijding van de Financiering van Terrorisme en het Verdrag inzake Rassendiscriminatie, maar wel op minimale wijze. Larissa van den Herik, hoogleraar internationaal recht, spreekt zich bij de NOS over de zaak uit.
Oekraïne beschuldigde Rusland ervan dat het de regels van het Internationaal Verdrag ter Bestrijding van de Financiering van Terrorisme heeft geschonden. Volgens Oekraïne voorzag Rusland de pro-Russische separatisten in het oosten van Oekraïne van wapens, training en geld. Het hof stelde echter dat voorziening van wapens en training buiten het verdrag valt en acht niet bewezen dat fondsen gebruikt zijn met een terroristisch oogmerk. Ook de klachten met betrekking tot het Rassendiscriminatieverdrag zijn voor een groot deel onbewezen geacht, met uitzondering van de klacht die ging over het aanbieden van onderwijs in de Oekraïense taal.
‘Het probleem voor Oekraïne was dat het alleen kon klagen bij het hof over schendingen van bepaalde verdragen, in verband met de beperkte rechtsmacht van het hof,’ zegt Van den Herik.
Voor de annexatie van de Krim of de bezetting van Oost-Oekraïne erkent Rusland het Gerechtshof niet, waarmee niet is gezegd dat Rusland op die punten vrijuit gaat.
‘Het hof zegt wel dat Rusland de zaak erger heeft gemaakt door een agressieve oorlog te beginnen, terwijl het hof Rusland eerder had bevolen niets te doen wat de situatie zou verergeren. Het hof heeft bepaald dat Rusland dit bevel heeft genegeerd. Hier zijn, naast deze bevinding, geen verdere consequenties aan verbonden door het hof,’ aldus Van den Herik.
Meer weten?
Lees het volledige NOS-artikel
Foto: Rafael Ishkhanyan via Unsplash