Olaf van Vliet in Trouw over koopkracht en arbeidsmarkteffecten van inflatie
Het kabinet heeft maatregelen aangekondigd om het koopkrachtverlies te beperken. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om het verhogen van het minimumloon en de zorgtoeslag. Een andere manier waarop huishoudens hun koopkracht op peil kunnen houden, is meer werken. In Trouw duidt hoogleraar economie Olaf van Vliet de arbeidsmarkteffecten van inflatie.
De huidige inflatie zorgt ervoor dat de koopkracht van veel huishoudens daalt. Met hetzelfde nominale inkomen kunnen mensen minder consumeren. Om dit koopkrachtverlies op te vangen, zouden mensen meer uren kunnen gaan werken. Dit staat bekend als het inkomenseffect: mensen offeren vrije tijd op om hun consumptie op peil te houden. Tegelijkertijd is er ook een ander effect van kracht. Door de inflatie daalt namelijk de reële waarde van het uurloon. Daardoor is het minder aantrekkelijk geworden om een uur vrije tijd op te offeren voor consumptie. Dit is het substitutie-effect.
Inflatie leidt dus tot twee tegenstelde arbeidsmarkteffecten: mensen zijn geneigd om meer uren te gaan werken om hun koopkrachtverlies te repareren en tegelijkertijd is het minder aantrekkelijk geworden om extra uren te gaan werken. Het is moeilijk om te voorspellen welk van de twee effecten sterker is. Dit hangt af van de voorkeuren en de omstandigheden van mensen. Hierbij valt te denken aan leeftijd, de samenstelling van het huishouden, het inkomen, etc.
Daarnaast spelen ook belastingen en toeslagen een rol vanwege de zogeheten marginale druk. Wanneer iemand meer gaat werken, zal diegene meer belasting en premies gaan betalen en minder huur-, zorg- en kinderopvangtoeslag ontvangen. Dit maakt het minder aantrekkelijk om meer te gaan werken.
Lees het hele artikel hier: