Wim Voermans over de initiatiefwetten
Het is een zelfverdiende pluim op je werk als Kamerlid, maar ook een complexe en tijdrovende taak: een eigen wet indienen. Hoe serieus neemt de Tweede Kamer haar medewetgevende taak?
“De initiatiefwet is ontdekt als instrument om je politieke punt te maken, naast de moties en de Kamervragen”, stelt hoogleraar staats- en bestuursrecht Wim Voermans (Universiteit Leiden). Hij juicht het toe dat deze Kamer op dit punt actiever is geworden, maar ziet ook dat Kamerleden in steeds kortere tijd hun plek moeten veroveren.
Het eerste dat opvalt is de toename van het aantal ingediende initiatiefwetten. Tegelijkertijd hebben ze minder vaak succes dan tien jaar geleden.Uit een vergelijking tussen de afgelopen kabinetsperiode en de regeerperiode van Balkenende-IV blijkt dat van begin 2007 tot oktober 2010 Kamerleden 34 initiatiefwetten indienden, tegen 58 in de jaren 2017 tot nu. Het aantal wetten dat ook daadwerkelijk is aangenomen, daalde van 17 onder Balkenende-IV naar 9 onder Rutte-III.
De druk om te scoren – en zo opnieuw een plek op de lijst te verdienen – zou de kwaliteit van het tijdrovende wetgevingswerk niet altijd ten goede komen. Volgens Voermans onderschatten sommige Kamerleden de complexiteit van wetgeving, waardoor hun werkstuk botst met andere wetten. Er is wel ondersteuning, onder meer van het Bureau Wetgeving of desgewenst van ambtenaren van het ministerie, maar het blijft monnikenwerk.
Kamerleden hebben daarbij een voorkeur voor actuele, maatschappelijk relevante onderwerpen, soms gedreven door een persoonlijke ervaring of emotie.
Vooral in het laatste regeringsjaar krijgen de initiatiefwetten vaak een ‘pamfletachtig’ karakter. Kamerleden gebruiken ze als een ‘lichtkogel’, aldus Voermans hierover in Dagblad Trouw.