Frits van der Meer en Gerrit Dijkstra over parlementaire ondervragingen als instrument
Er lijkt geen einde te komen aan de toeslagenaffaire bij de belastingdienst. Steeds komen er nieuwe lijken uit de kast waardoor er een parlementaire ondervraging is opgezet, maar is een parlementaire ondervraging wel het juiste instrument om de onderste steen boven te krijgen?
Frits van der Meer, Bijzonder hoogleraar Comparative Public Sector and Civil Service Reform, en Gerrit Dijkstra, Universitair docent, beiden werkzaam bij het instituut Bestuurskunde van de Universiteit Leiden, stellen de vraag of er geen betere alternatieven zijn ten opzichte van een parlementaire ondervraging. ‘Dat moet maar uit dit onderzoek komen’ stellen Van der Meer en Dijkstra. ‘Alle relevante informatie moet op tafel komen. Zoals Elzinga (1989) duidelijk heeft gemaakt zijn er in een verantwoordingsproces drie fasen. Een informatiefase waarin de relevante informatie en feiten op tafel worden gebracht. Vervolgens moet aan de hand daarvan een inhoudelijke gedachtewisseling worden gehouden met een weging en beoordeling van die op tafel gebrachte gegevens en feiten. Dat is in letterlijke zin de verantwoording en dan aan het eind de vraag van de sanctionering: waarin eventueel bij een negatief oordeel het vertrouwen ter discussie gesteld kan worden.’
Tweede Kamer
Van der Meer en Dijkstra vragen zich ook af of de Tweede Kamer wel de juiste instantie is om het onderzoek naar de toeslagenaffaire uit te voeren. Sommige Tweede Kamerleden zouden namelijk ook zelf verhoord kunnen en misschien wel moeten worden. ‘De Tweede Kamer speelde ook zelf een prominente rol in de toeslagenaffaire en heeft daarmee ook een medeverantwoordelijkheid’ zeggen Van der Meer en Dijkstra. ‘Worden ook leden die direct in het verleden een bijdrage hebben geleverd aan de context waaronder deze beleids- en uitstellingconstellatie tot stand gekomen is gehoord?’
Lees het volledige stuk op de website van het Montesquieu Instituut.