Is de wet op het non-concurrentiebeding nog werkbaar?
Wie naar de concurrent gaat, stuit op het non-concurrentiebeding. Het beding is sinds 1907 in de Wet op de Arbeidsovereenkomst opgenomen. Tot op heden is er relatief weinig aan het beding gewijzigd zegt Stefan Sagel, hoogleraar arbeidsrecht in het NRC Handelsblad.
Jaarlijks worden er vele honderden zaken gevoerd over (vermeende) schendingen van het non-concurrentiebeding. En dat is slechts het topje van de ijsberg zegt Sagel. 99 van de 100 zaken worden uiteindelijk buiten de rechter om geschikt. De conflicten gaan van hooggeplaatste functionarissen die daadwerkelijk gevoelige kennis mee kunnen nemen naar een concurrent, tot medewerkers van kapperszaken, sloopbedrijven en verwarmingsmonteurs.
Wat precies het belang van de werkgever is om de werknemer te verbieden naar een ander bedrijf over te stappen, is voer voor eindeloos juridisch debat. Altijd is er de vraag of het belang van de werknemer, die in principe de grondwettelijke vrijheid heeft van werkgever te wisselen, opweegt tegen het bedrijfsbelang van de werkgever. De rechter hecht nogal aan het Dat kan grote gevolgen hebben, schetst Sagel. Soms kan schending van het beding leiden tot hoge boetes. Vaak komen de oude en nieuwe werkgever daar samen wel uit, maar dat gebeurt zeker niet altijd. In het uiterste geval kan een rechter de nieuwe werkgever zelfs veroordelen om een dienstverband te beƫindigen en staat de werknemer met lege handen.
Vakcentrales zien in veel processen het argument om helemaal van het beding af te stappen. Arbeidsjuristen denken daar echter anders over. Toch zien ook zij ruimte voor aanpassing van de 110 jaar oude wet.