Onderzoeksmethoden
Omdat we baby's niet rechtstreeks kunnen vragen wat ze weten of denken moeten we slimme manieren vinden om dat te ontdekken! Hieronder kunt u lezen over de verschillende methoden die wij in onze studies gebruiken.
Aandacht meten
Uit de mate van aandacht die baby's besteden aan wat ze zien of horen, kunnen we veel afleiden over wat ze weten of wat ze verwachten dat er gaat gebeuren.
Kijkduur
De duur van het kijken naar iets vertelt ons hoeveel aandacht baby's nodig hebben om te begrijpen wat ze zien of horen. Als baby's niet veel aandacht aan iets besteden, dan leiden we daaruit af dat wat ze zien of horen al bekend voor hen is. Terwijl langer kijken kan betekenen dat wat ze zien of horen nieuw of verrassend voor hen is. We laten baby's vaak verschillende plaatjes of korte animaties zien – of laten verschillende dingen horen - en bestuderen vervolgens welk beeld of geluid langer kijken uitlokt. Deze metingen kunnen ons informatie verschaffen over de verwachtingen en kennis van baby's.
Oogbewegingen
Voor dit soort onderzoek gebruiken we een apparaat dat een eye-tracker wordt genoemd. Dit is een monitor met ingebouwde camera's en infrarood licht. Door de weerkaatsing van het - onschadelijke - infrarode licht op de ogen kan het apparaat precies meten waar baby's op de monitor kijken. Met behulp van de eye-tracker kunnen we dus vaststellen welk aspect van een beeld of een film belangrijk is voor de baby's, hoe ze verwerken wat ze zien, en of ze anticiperende oogbewegingen maken wanneer ze verwachten dat er iets gaat gebeuren.
Pupilverwijding
Wanneer we de eye-tracker gebruiken, kunnen we ook meten hoe wijd de pupillen zijn tijdens het kijken naar de presentatie van een beeld of een animatie. We weten dat wanneer de pupillen wijder zijn, er meer verwerking plaatsvindt. Deze meting kan ons dus helpen te bepalen hoe "hard" een baby moet nadenken bij het bekijken van een plaatje of een animatie.
Taal
Voor onderzoek naar de spraakontwikkeling van baby's creëren we situaties waarin baby's vanaf anderhalf jaar gaan praten. Ze zien bijvoorbeeld plaatjes van bekende voorwerpen of we vragen ze enkele woorden te herhalen. Van de spraak wordt een opname gemaakt die later wordt geanalyseerd.
Gedragsobservatie en interacties
We kunnen ook het gedrag van baby's bestuderen tijdens speelsessies. Op deze manier krijgen we meer inzicht in de emotionele processen en gedragsstrategieën van baby's. Ook kunnen we meer te weten komen over hun sociaal-cognitieve ontwikkeling. Elke speelsessie is anders. In sommige sessies speelt de baby met vertrouwd speelgoed samen met zijn/haar ouder of een assistent, in andere sessies kan dit speelgoed voor de baby onbekend en interessant zijn. In sommige sessies laten we de baby zien hoe hij/zij met een interessant voorwerp kan spelen en proberen we hem/haar aan te moedigen ons na te doen.
Hersenactiviteit (EEG)
In sommige van onze onderzoeken maken we gebruik van EEG (elektro-encefalografie) metingen. Met EEG kan de hersenactiviteit van de baby worden gemeten. Bij deze onderzoeken dragen de baby's een mutsje of een netje (zie foto) met sensoren waarmee we de natuurlijke reactie van hun hersenen op verschillende beelden of geluiden kunnen registreren. Dit is een niet-invasieve methode die ons in staat stelt rechtstreeks te meten wat er in de hersenen van baby's gebeurt terwijl zij de wereld om hen heen verkennen. Baby's zitten op de schoot van hun ouders terwijl ze naar geluiden luisteren of naar foto's of animaties op een monitor kijken.
Optische beeldvorming (FNIRS)
NIRS ( nabij-infrarood spectroscopie) is een andere niet-invasieve en babyvriendelijke manier om hersenactiviteit te meten. Met behulp van NIRS kunnen we het exacte gebied in de babyhersenen lokaliseren waar activiteit plaatsvindt. Baby's dragen een hoofdband of een mutsje (zie foto) met kleine LED-lampjes en detectoren. Het licht schijnt op het buitenste deel van de hersenen (de cortex). Een deel van het licht wordt in de cortex geabsorbeerd door hemoglobinemoleculen (een eiwit in het bloed) en wat er aan licht overblijft wordt opgepikt door de detectoren in het kapje. We kunnen dan het verschil meten tussen de hoeveelheid licht dat naar binnen gaat en de hoeveelheid licht dat weer naar buiten komt. Wanneer een hersengebied actief is door een hogere verwerkingsbelasting, neemt de bloedstroom in dat gebied tegelijk met de concentratie van de hemoglobinemoleculen toe. Dit leidt tot meer lichtabsorptie in dat gebied, en dat kunnen we dus meten.