De Mammoetwet kwam, maar de ongelijkheid bleef
Het is een zoektocht die al decennia duurt: hoe krijgen alle kinderen het allerbeste onderwijs? In 1968 moest de Mammoetwet hét antwoord zijn. Maar vijftig jaar later woedt de discussie over gelijke kansen nog volop.
Zoals de naam doet vermoeden, was de invoering van de Mammoetwet in 1968 een mega-operatie waarvan de erfenis nog steeds zichtbaar is op de huidige middelbare scholen. Een duik in de Mammoetwet voelt als een flashback: brede brugklassen, scholengemeenschappen waar leerlingen voor mavo, havo en vwo terecht kunnen, discussie over de jonge leeftijd waarop kinderen al voor een niveau op de middelbare school moeten kiezen, onderwijskansen, stapelen van opleidingen.
Al jaren voor de invoering van de Mammoetwet ontstond het besef dat het onderwijssysteem anders moest. Het gros van de arbeiderskinderen ging op zijn twaalfde werken en leerde in de praktijk. Intelligentie speelde geen enkele rol. ,,In Limburg moesten ook slimme kinderen bijvoorbeeld de mijn in'', herinnert oud-onderwijsminister Jo Ritzen (kader) zich. Hij maakte de invoering van de Mammoetwet als leerling van nabij mee.
Na de Tweede Wereldoorlog gingen bedrijven echter hogere eisen stellen aan de capaciteiten van werknemers. Ze wilden beter geschoolde mensen op de werkvloer. In andere landen was het al veel normaler om na de lagere school door te leren. Om in de industrie bij te kunnen blijven, moesten ook hier meer kinderen doorleren op een niveau dat bij ze paste.